Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:93, 18/00271, 18/00272, 18/00273
Gerechtshof Amsterdam, 08-01-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:93, 18/00271, 18/00272, 18/00273
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 januari 2019
- Datum publicatie
- 27 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:93
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1333
- Zaaknummer
- 18/00271, 18/00272, 18/00273
Inhoudsindicatie
Artikel 6, eerste lid, aanhef en letter a, Wet LB 1964; belanghebbende is terecht aangemerkt als inhoudingsplichtige
Uitspraak
kenmerken 18/000271, 18/000272 en 18/000273
8 januari 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[naam] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. F.A. Piek)
tegen de uitspraak van 9 april 2018 in de zaken met kenmerken HAA 17/2421 tot en met HAA 17/2423 van de rechtbank Noord Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over 2009 tot en met 2011 de onderstaande naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de inspecteur de onderstaande vergrijpboetes opgelegd (hierna: de boetebeschikkingen).
Zaaknummer |
Tijdvak |
Naheffingsaanslag |
Heffingsrente |
Vergrijpboete |
AWB 18/000271 |
1/1/-31/12/2009 |
€ 51.466 |
€ 6.920 |
€ 26.532 |
AWB 18/000272 |
1/1/-31/12/2010 |
€ 78.806 |
€ 8.625 |
€ 40.739 |
AWB 18/000273 |
1/1/-31/12/2011 |
€ 85.248 |
€ 7.040 |
€ 43.881 |
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 9 april 2018 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak is belanghebbende aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”):
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 501;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft op 15 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en het hoger beroep nader aangevuld bij brief van 12 juni 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben het Hof toestemming verleend het onderzoek ter zitting achterwege te laten. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de rechtbankuitspraak zijn geen overwegingen opgenomen met de nummers 2 en 3):
“1. Per 21 augustus 2003 is de eenmanszaak [naam eenmanszaak] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Blijkens de inschrijving bestaan de activiteiten van [naam eenmanszaak] uit schoonmaak- en inpakwerkzaamheden. Er zijn drie personen werkzaam in de onderneming. Eiseres is vermeld als eigenaar. De onderneming is opgeheven met ingang van 31 december 2012 en uitgeschreven uit het handelsregister per 2 mei 2013. Vanaf 1 juli 2011 zijn de activiteiten van de onderneming voortgezet in [Xa] BV (later gewijzigd in [Xb] BV).
4. Verweerder heeft onder meer naar aanleiding van de door eiseres ingediende aangiften loonheffingen een boekenonderzoek ingesteld. Het boekenonderzoek zag op de aangiften loonheffingen over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2011.
5. Blijkens het van het boekenonderzoek opgemaakte controlerapport van 17 september 2014 is verweerder tot de conclusie gekomen dat er substantieel te weinig loon is aangegeven in de onderzochte aangiften loonheffingen waardoor ook substantiële bedragen aan loonheffingen niet zijn aangegeven.
6. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn met dagtekening 3 oktober 2014 aan eiseres de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd en de beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen gegeven.
7. Eiseres heeft hiertegen op 10 november 2014 bezwaar gemaakt.
8. Op 5 april 2016 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.
9. Verweerder heeft op 4 april 2017 uitspraken op bezwaar gedaan waarbij de bezwaren gericht tegen de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente ongegrond zijn verklaard en de bezwaren gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond zijn verklaard.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Ook in hoger beroep is in geschil of de inspecteur terecht de naheffingsaanslagen aan belanghebbende heeft opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende terecht is aangemerkt als inhoudingsplichtige.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.