Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:971, 18/00010 tot en met 18/00012
Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:971, 18/00010 tot en met 18/00012
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 12 maart 2019
- Datum publicatie
- 27 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:971
- Zaaknummer
- 18/00010 tot en met 18/00012
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Nieuw feit. Verlangde bewijs van opgevoerde aftrekposten is niet geleverd. Geen dwangsom.
Uitspraak
Kenmerken 18/00010 tot en met 18/00012
12 maart 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: W.L. Tulp),
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 16/5464, HAA 16/5465 en HAA 16/5466 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2011, 2012 en 2013 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 23.579, € 24.585 en € 31.152.
Na tegen de hiervoor onder 1.1 vermelde navorderingsaanslagen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 3 november 2016, de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 24 november 2017 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in deze uitspraak wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 16, en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden”
De tegen deze uitspraak door belanghebbende (in één geschrift vervatte) ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 8 januari 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 7 juli 2018 zijn van belanghebbende nadere stukken ontvangen. Voormelde stukken zijn in afschrift aan de inspecteur verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2019. Aldaar zijn verschenen belanghebbendes gemachtigde en mr. M.L.M. Wassenaar-Payens namens de inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Het Hof vindt aanleiding de feiten zelf vast te stellen.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB voor het jaar 2011, ingediend op of omstreeks 8 maart 2012, voor een bedrag van € 1.317 aan persoonsgebonden aftrek opgevoerd. Dit bedrag bestaat uit € 742 aan specifieke zorgkosten, € 165 aan giften en € 410 aan kosten levensonderhoud kinderen. De primitieve aanslag is overeenkomstig de aangifte vastgesteld met dagtekening 31 augustus 2012.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB voor het jaar 2012, ingediend op of omstreeks 20 februari 2013, € 9.480 aan rente en kosten eigen woning afgetrokken. Voorts heeft hij voor een bedrag van € 894 aan persoonsgebonden aftrek opgevoerd. Dit bedrag bestaat uit € 5 aan specifieke zorgkosten, € 59 aan giften en € 830 aan kosten levensonderhoud kinderen. De primitieve aanslag is overeenkomstig de aangifte vastgesteld met dagtekening 7 januari 2015.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB voor het jaar 2013, ingediend op of omstreeks 13 februari 2014, voor een bedrag van € 1.660 aan persoonsgebonden aftrek opgevoerd. Dit bedrag bestaat volledig uit kosten levensonderhoud kinderen. De primitieve aanslag is overeenkomstig de aangifte vastgesteld met dagtekening 4 februari 2015.
De aangiften zijn ingediend door belanghebbendes toenmalige adviseur [A] en via diens beconnummer.
Tot de stukken behoort een op ambtseed opgemaakte verklaring d.d. 10 augustus 2017 van [B] , werkzaam als regio-coördinator systeemfraude bij de Belastingdienst Amsterdam. In die verklaring is onder meer het volgende opgenomen:
“Omvang
Onderzoek in de systemen van de Belastingdienst en de blauwdruk laat zien dat via Beconnummer [123456] in de periode 2011 tot en met 2014 de volgende aantallen aangiften IB/PH zijn gedaan:
Soort |
Ingediend in 2011 m.b.t. 2010 |
Ingediend in 2012 m.b.t. 2011 |
Ingediend in 2013 m.b.t. 2012 |
Ingediend in 2014 m.b.t. 2013 |
|
Aangiften IB/PH |
824 |
946 |
1066 |
1098 |
3934 |
De blauwdruk laat zien dat in 2525 van de 3934 ingediende aangiften IB/PH, de persoonsgebonden aftrek wordt geclaimd. In het geval van [A] is dit een percentage van 64%. Ervaring leert dat gemiddeld genomen in 10% tot 15% van de aangiften, welke via een beconnummer worden ingediend, persoonsgebonden aftrek wordt geclaimd.
Opvallend is dat in veel aangiften onder “specificatie uitgaven voor specifieke zorgkosten” steevast dieetkosten en/of aftrek kleding en beddengoed worden geclaimd. Verder worden er ook andere zorgkosten, zoals hoge bedragen aan reiskosten opgevoerd.”
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de Belastingdienst (voormalige) cliënten van [A] benaderd, dit is ook het geval bij belanghebbende. Bij brieven van 10 maart 2016 (met antwoordformulieren) is belanghebbende medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat uit onderzoek is gebleken dat degene die belanghebbendes aangifte heeft ingediend voor meerdere personen aangiften met onjuiste aftrekposten heeft gedaan, dat dit mogelijk ook geldt voor belanghebbendes aangifte en dat die aangifte nader zal worden beoordeeld. Belanghebbende wordt verder gevraagd om informatie en bewijsstukken met betrekking tot de in aftrek gebrachte kosten, en of iemand anders de aangifte heeft ingevuld (en zo ja: wie).
Hierop heeft belanghebbende enige stukken aan de inspecteur toegezonden en overigens medegedeeld niet meer over bewijsstukken te beschikken.
Vervolgens is de inspecteur overgegaan tot navordering. Met betrekking tot de jaren 2011, 2012 en 2013 is de in aftrek gebrachte persoonsgebonden aftrek gecorrigeerd. Met betrekking tot het jaar 2012 is ook een bedrag van € 407 dat ziet op de in aftrek gebrachte kosten eigen woning gecorrigeerd. De belastbare inkomens uit werk en woning zijn dienovereenkomstig verhoogd.
Belanghebbende heeft bij in één geschrift bezwaar ingesteld tegen de navorderingsaanslagen.
Op 11 oktober 2016 heeft belanghebbende verzocht om dwangsommen wegens niet tijdig beslissen.
Op 17 oktober 2016 heeft er een hoorgesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek is geen hoorverslag opgemaakt.
Bij brief van 17 oktober 2016 heeft belanghebbende geschreven:
“Akkoord voor termijnverlening voor de ingebrekestelling ivm met stukken aanlevering max 1 maand”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Voorts is in geschil of de inspecteur het verzoek om dwangsommen bij niet tijdig beslissen terecht heeft afgewezen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen partijen daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.