Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:977, 18/00187 tot en met 18/00190
Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:977, 18/00187 tot en met 18/00190
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 maart 2019
- Datum publicatie
- 24 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:977
- Zaaknummer
- 18/00187 tot en met 18/00190
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Uitspraak
Kenmerken 18/00187 tot en met 18/00190 en 19/00265
19 maart 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken HAA 17/3043 tot en met HAA 17/3046 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft de inspecteur op 26 augustus 2016 verzocht om ambtshalve vermindering van de aan hem opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB) over de jaren 2011 tot en met 2014 en om herziening van de aan hem opgelegde voorlopige aanslag IB over het jaar 2015.
Bij beschikking met dagtekening 28 december 2016 heeft de inspecteur voormelde verzoeken afgewezen.
Na tegen de hiervoor gemelde beschikking gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 1 juni 2017, die bezwaren afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld. Bij uitspraak van 12 maart 2018 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.
De tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde (in één geschrift vervatte) hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 11 april 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet. Hierop heeft het Hof – op de voet van voornoemde artikelen – bepaald het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiser is geboren op 2 november 1954. Hij woont in een verzorgingshuis.
2. Eiser heeft de volgende (totale) looninkomsten uit vroegere dienstbetrekking genoten:
Jaar |
Loonheffing (totaal) |
Loon (totaal) |
2011 |
€ 8.567 |
€ 35.675 |
2012 |
€ 8.885 |
€ 36.452 |
2013 |
€ 8.996 |
€ 34.618 |
2014 |
€ 8.866 |
€ 34.894 |
3. Eiser heeft zijn aangiften ib/pvv over de jaren 2011 tot en met 2014 ingediend. Verweerder heeft de volgende uitgaven voor specifieke zorgkosten, zonder controle, geaccepteerd:
Jaar |
Aftrek |
2011 |
€ 475 |
2012 |
€ 818 |
2013 |
€ 1.067 |
2014 |
€ 811 |
4. Aan eiser zijn de volgende aanslagen opgelegd:
de aanslag ib/pvv 2011 met dagtekening 1 februari 2013,
de aanslag ib/pvv 2012 met dagtekening 11 januari 2014,
de aanslag ib/pvv 2013 met dagtekening 23 mei 2014,
de aanslag ib/pvv 2014 met dagtekening 23 mei 2015, en
de voorlopige aanslag ib/pvv 2015 met dagtekening 10 juni 2016.
Deze aanslagen (hierna: de aanslagen) zijn onherroepelijk komen vast te staan.
5. Eiser heeft bij brief met dagtekening 26 augustus 2016 verzocht om ambtshalve vermindering respectievelijk herziening van de aanslagen. Hierbij heeft hij vijf nieuwe aangiftebiljetten en afschriften uit zijn eigen administratie bijgevoegd. Uit deze stukken blijkt dat de volgende uitgaven zijn opgevoerd:
Omschrijving |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
Medicijnen |
€ 148 |
€ 132 |
€ 148 |
€ 138 |
€ 152 |
Hulpmiddelen |
€ 178 |
€ 145 |
€ 152 |
€ 155 |
€ 148 |
Aanpassingen/afschrijving woning |
€ 95 |
€ 125 |
€ 98 |
€ 145 |
€ 98 |
Overige aanpassingen |
€ 120 |
€ 75 |
€ 85 |
€ 0 |
€ 0 |
Vervoerskosten ziekte |
€ 345 |
€ 345 |
€ 445 |
€ 85 |
€ 445 |
Gezinshulp |
€ 332 |
€ 1.328 |
€ 1.328 |
€ 1.328 |
€ 1.338 |
Dieetkosten |
€ 488 |
€ 488 |
€ 488 |
€ 488 |
€ 488 |
Extra uitgaven kleding en beddengoed |
€ 425 |
€ 425 |
€ 445 |
€ 488 |
€ 395 |
Genees- en heelkundige hulp |
€ 199 |
€ 154 |
€ 155 |
€ 395 |
€ 154 |
Reiskosten ziekenbezoek |
€ 55 |
€ 54 |
€ 55 |
€ 65 |
€ 55 |
Verhoging |
€ 853 |
€ 1.226 |
€ 1.276 |
€ 1.132 |
€ 1.226 |
Drempel |
-/- € 477 |
-/- € 481 |
-/- € 460 |
-/- € 464 |
-/- € 477 |
Aftrek specifieke zorgkosten |
€ 2.761 |
€ 4.016 |
€ 4.215 |
€ 3.954 |
€ 4.022 |
6. Bij brief van 6 oktober 2016 heeft verweerder verzocht om nadere informatie over de specifieke zorgkosten. Bij brief van 28 oktober 2016 heeft verweerder een herhaald verzoek om informatie aan eiser gestuurd. Bij brief van 17 november 2016 kondigt verweerder aan dat hij voornemens is om niet aan het verzoek van eiser tegemoet te komen.
7. Bij brief van 6 november 2016, door verweerder ontvangen op 23 november 2016, heeft eiser onder meer een overzicht van de CAK eigen bijdragen en betalingen daarvan verstrekt:
“CAK eigen bijdragen 2011 1260,46
2012 1194,12
2013 1825,88
2014 1183,28
2015 828,49”
Bij diezelfde brief is een brief van [A] van 16 november 2015 gevoegd. Hieruit blijkt onder meer de medische voorgeschiedenis van eiser, zijnde:
“2014: plexus brachialisletsel rechts.
2010: humerus fractuur links.
2003: ischemisch CVA rechter hemisfeer met als gevolg hypertone hemiparese links en meerdere cognitieve beperkingen.
2003: epilepsie.
Diabetes mellitus type 2.”
Voorts is bij diezelfde brief een brief van Huisenartsenpraktijk [B] van 16 juni 2016 gevoegd. Hierin staat wederom de medische geschiedenis van eiser vermeld.
Ook is een overzicht bijgevoegd met als titel ‘Ontslagmedicatie (kopie t.b.v. patiënt)’, waarbij diverse medicatie staat vermeld met een startdata in 2014 en 2015.
8. Bij brief met dagtekening 30 november 2016 getiteld ‘vooraankondiging beslissing op verzoek’ geeft verweerder aan dat hij nog steeds voornemens is om de verzoeken van eiser af te wijzen.
9. Bij brief van 8 december 2016, bij verweerder binnengekomen op 23 december 2016, geeft eiser in reactie op de brief van 30 november 2016 een nadere uitleg van zijn situatie. Hij geeft hierbij het volgende aan:
“Bij deze zend ik nogmaals een brief met hier in uit leg van mijn situatie (daar ik woonachtig ben in een verzorghuis ADL, dit voort komend uit het feit dat ik een half zijdigeing heb ter gevolg van een CVA (hieruit voort komende zijn mijn kosten wel reaal aangeven.
De kosten voor medicijnen draag ik nu zelf voor mijn bloed verdunning, pijnstilling & in verband met cholesterol.
De kosten die ik maak voor arts bezoeking en tevens het vervoer voor mij (gedeeltelijk) sociaal.
Verder zijn de kosten via de CAK zo al u aangeeft tot 2014 wel en daarna niet meer aftrekbaar als zijnde buitengewonelaste
Zo als de wetbeschikking staat zou ik wel een gedeelte van de aftrek in aanmerking kunnen komen
Daar ik bij mijn eerdere brief aan U al het een en ander(verklaring van artsen en sociaal medici)zou ik mogen aan nemen dat ik wel in aanmerking kom voor de aftrek
Echter heb ik geen PGB (ZIN )uitkering om mijn kosten te voldoen al waar van acte bij deze.”
Bij deze brief is een afschrift van (een deel van) de Wet langdurige zorg, alsmede een afschrift van (een deel van) de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten bijgevoegd. Ook is een brief van [A] van 5 december 2016 bijgevoegd, waarin wederom op de medische voorgeschiedenis van eiser wordt ingegaan.
10. Verweerder heeft het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking van 28 december 2016 afgewezen.
11. Verweerder heeft tijdens de behandeling van het hiertegen gerichte bezwaarschrift aan eiser gevraagd betaalbewijzen in te zenden, alsmede een overzicht van ontvangen vergoedingen. Eiser heeft in zijn correspondentie aan verweerder geen betalingsbewijzen of vergoedingsoverzichten van zorgverzekeraars overgelegd.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.
Bij het hoger beroepschrift heeft belanghebbende nogmaals een brief van [A] (centrum voor revalidatie en reumatologie) gevoegd. In die brief, gedagtekend 16 maart 2018, staat onder meer het volgende vermeld:
“Graag geef ik medische informatie met betrekking tot [belanghebbende].
Medische voorgeschiedenis
Status na een ischemisch CVA rechter hemisfeer in 2003, met als gevolg een hypertone hemiparese, cognitieve beperkingen en een beperkte belastbaarheid.
Niveau van functioneren
Mobiliteit: patiënt loopt met aanpassing en hulpmiddelen. Looptempo en actieradius is fors beperkt. Evenwichtsproblemen met valrisico. Linker hand/arm a-functioneel. Voor lange afstand is patiënt afhankelijk van Aanvullend Openbaar Vervoer.
Persoonlijke verzorging: wassen, kleden en toiletgang met aanpassingen en hulpmiddelen. Hulp bij complexe handelingen.
Cognitie: hemi-inattentie links, vertraagd tempo van informatieverwerking, geheugenproblemen.
Prognose
Verder neurologisch herstel zal nihil zijn. De bovenbeschreven beperkingen zijn blijvend van aard.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of, en zo ja in hoeverre, belanghebbende een aftrek toekomt voor uitgaven voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.