Gerechtshof Amsterdam, 09-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1005, 18/00436 en 18/00437
Gerechtshof Amsterdam, 09-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1005, 18/00436 en 18/00437
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 april 2020
- Datum publicatie
- 22 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1005
- Zaaknummer
- 18/00436 en 18/00437
Inhoudsindicatie
Bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat tijdig bezwaar is ingediend.
Uitspraak
kenmerken 18/00436 en 18/00437
9 april 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [woonplaats], belanghebbende,
(gemachtigde: D. Groeneveld)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerken HAA 17/5436 en 17/5437 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de navolgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de inspecteur aan belanghebbende heffingsrente dan wel (vanaf 2012) belastingrente in rekening gebracht. Voorts heeft hij bij het vaststellen van de naheffingsaanslagen vergrijpboeten opgelegd.
Tijdvak |
Omzetbelasting |
Heffingsrente/ Belastingrente |
Boete |
Dagtekening |
Nummer [nummer] |
01-01-2011 tot en met 31-12-2011 |
€ 16.793 |
€ 2.267 |
€ 8.396 |
25-01-2016 |
[nummer] |
01-01-2012 tot en met 30-04-2014 |
€ 43.984 |
€ 4.183 |
€ 21.992 |
08-02-2016 |
[nummer] |
De inspecteur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende, door hem ontvangen op 25 mei 2016, aangemerkt als een verzoek tot ambtshalve vermindering. Op 7 oktober 2016 heeft de inspecteur de boeten en rentebeschikkingen ambtshalve verminderd tot de volgende bedragen:
Tijdvak |
Omzetbelasting |
Heffingsrente/ Belastingrente |
Boete |
Nummer [nummer] |
01-01-2011 tot en met 31-12-2011 |
€ 16.793 |
€ 2.230 |
€ 6.521 |
[nummer] |
01-01-2012 tot en met 30-04-2014 |
€ 43.984 |
€ 4.023 |
€ 16.785 |
[nummer] |
Een brief van belanghebbende met dagtekening 14 oktober 2016, gericht aan de ontvanger, is door de inspecteur aangemerkt als beroepschrift en aan de rechtbank gezonden. De rechtbank heeft dit beroepschrift op 11 december 2017 ontvangen. De rechtbank heeft bij uitspraak van 25 juni 2018 de beroepen ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 juli 2018 en nader gemotiveerd bij brief van 25 oktober 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Van belanghebbende is een nader stuk ontvangen, ingekomen bij het Hof op 21 februari 2020. Van het stuk is een afschrift aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde, voornoemd. Van de zijde van de inspecteur is verschenen mr. B.F. Kroezen. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaak met het kenmerk 18/00438. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Tot de stukken van het geding behoort een ‘Verslag hoor-gesprek inzake bezwaar omzetbelasting [X]’, gedagtekend 14 april 2016. In dit stuk is onder andere vermeld:
“Naast de naheffingsaanslag over 2010 waartegen bezwaar is aangetekend zijn er naar aanleiding van het boekenonderzoek ook nog de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:
[nummer] over periode. 1-12011 t/m 31-12-2011
[nummer] over periode 1-1-2012 t/m 30-6-2014
Bij de Belastingdienst zijn m.b.t. deze aanslagen geen bezwaarschriften bekend.
U deelt mee dat u enkele dagen geleden alsnog bezwaar heeft ingediend tegen deze aanslagen.”
In een brief van de inspecteur aan de gemachtigde, gedagtekend 9 september 2016, heeft de inspecteur zijn (nog vast te stellen) uitspraak op bezwaar gemotiveerd. In deze brief is – voor zover in deze zaak van belang – het volgende vermeld:
“Naar aanleiding van het door u, namens uw cliënt [X], ingediende bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2010 (…) bericht ik u als volgt:
(…)
Naast de naheffingsaanslag over 2010 waartegen bezwaar is aangetekend zijn er op grond van dit boekenonderzoek ook nog de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd:
[nummer] met dagtekening 25-1-2016 over periode. 1-12011 t/m 31-12-2011
[nummer] met dagtekening 25-1-2016 over periode. 1-1-2012 t/m 30-6-2014
Bij de Belastingdienst zijn m.b.t. deze twee aanslagen geen bezwaarschriften (tijdig) ingediend.
(…)
Ambtshalve vermindering
Tegen de naheffingsaanslagen [nummer] en [nummer] zijn geen [Hof: tijdige] bezwaren ingediend. Ik zal ik de boete voor wat de nageheven voorbelasting betreft ambtshalve verminderen van 50% naar 25%.
1918.71.072.F03.1501
btw correctie omzet € 9.292 Boete 50% € 4.646 Totaal € 13.938
btw correctie voorbelasting € 7.501 Boete 25% € 1.875 Totaal € 9.376
Naheffingsaanslag na bezwaar Totaal € 23.314
Noot: (…)
Uw cliënt ontvangt van deze beslissing nog een officiële beschikking
1918.71.072.F03.4501
btw correctie omzet € 23.159 Boete 50% € 11.579 Totaal € 34.738
btw correctie voorbelasting € 20.825 Boete 25% € 5.206 Totaal € 26.031
Naheffingsaanslag na bezwaar Totaal € 60.769
Noot: (…)
Uw cliënt ontvangt van deze beslissing nog een officiële beschikking.”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de bezwaarschriften terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Indien deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord, is in geschil of de inspecteur te veel voorbelasting heeft nageheven zoals belanghebbende stelt en de inspecteur weerspreekt en of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.