Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1075, 18/00325

Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1075, 18/00325

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 februari 2020
Datum publicatie
15 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1075
Zaaknummer
18/00325

Inhoudsindicatie

WOZ. Waarde van pand waarin kinderdagverblijf wordt geëxploiteerd. In geschil is de vraag of bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde van het kinderdagverblijf, een correctiefactor wegens functionele veroudering dient te worden toegepast.

Uitspraak

kenmerk 18/00325

25 februari 2020

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: G. Gieben (Previcus Vastgoed)

tegen de uitspraak van 25 april 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/852 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats], de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering

onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 29 februari 2016 de waarde van de onroerende zaak [B-straat] [1] te [plaats] (hierna: het kinderdagverblijf) voor het kalenderjaar 2016 vastgesteld op € 352.000.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak,

gedagtekend 22 december 2016, de waarde van het kinderdagverblijf gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep in haar uitspraak van 25 april 2018 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 6 juni 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft op 10 december 2018 en 6 december 2019 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2020. Namens belanghebbende is verschenen A. van den Dool (kantoorgenoot van de gemachtigde). De heffingsambtenaar is, met berichtgeving daarvan, niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.

“1. Eiseres exploiteert een kinderdagverblijf in de onroerende zaak [B-straat] [1] te [plaats] (hierna: het kinderdagverblijf).

2. Blijkens een door verweerder ingebrachte taxatiekaart is de waarde van het kinderdagverblijf bepaald conform de gecorrigeerde vervangingswaarde op € 352.313.

Daarbij is uitgegaan van de volgende aan de deelobjecten toegekende waarden:

- opstal: 420 m²: € 201.247

- extra grond: 424 m²: € 13.852

- grond bij niet-woning 840 m²: € 137.214.

3. Tot de stukken behoort een geschrift met de titel “Factsheet Kinderopvang 2016” en een geschrift met de titel “Functionele correctie vanwege marktomstandigheden branche”. In dit laatste geschrift is onder meer het volgende geschreven:

“(…) de marktomstandigheden zijn niet verslechterd en de outlook is verbeterd. Ook de financiële situatie van de branche is vooruitgegaan. (…). Behalve de liquiditeit laten de deelnemende kinderopvangorganisaties qua kengetallen overall een verbetering zien en De uitkomsten laten in 2015 ten opzichte van 2014 een verbeterde financierbaarheid van de deelnemersgroep zien (…).

Gezien deze omstandigheden rond de toestandsdatum 1-1-2016 en de positieve tendens in de branche is een economische correctie niet van toepassing”.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de waarde van het kinderdagverblijf op de waardepeildatum 1 januari 2015. Het geschil is beperkt tot de vraag of bij de bepaling van de gecorrigeerde vervangingswaarde van het kinderdagverblijf, een correctiefactor wegens functionele veroudering dient te worden toegepast, zoals belanghebbende stelt, doch de heffingsambtenaar betwist.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing