Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1237, 18/00657

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1237, 18/00657

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 februari 2020
Datum publicatie
20 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1237
Formele relaties
Zaaknummer
18/00657

Inhoudsindicatie

Herinvesteringsreserve; artikel 3.54 van de Wet IB 2001; belanghebbende houdt zich zowel met de handel in als de exploitatie van onroerende zaken bezig; bedrijfsmiddel of voorraad? Bewijslastverdeling en wanneer is sprake van grensgevallen als bedoeld in HR 30 september 1959, BNB 1959/354? Foutenleer; is er sprake van een balansfout die met toepassing van de foutenleer in het onderhavige jaar kan worden gecorrigeerd?

Uitspraak

kenmerk 18/00657

27 februari 2020

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: dr. W. Bruins Slot

tegen de uitspraak van 19 oktober 2018 in de zaak met kenmerk HAA 16/2912 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 4 juli 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 6.583.839 (hierna: de aanslag).

1.2.

De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 13 april 2016 het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij haar uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 21 november 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 18 december 2018 gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 18 maart 2019 gerepliceerd; de inspecteur heeft bij brief van 12 april 2019 gedupliceerd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd, tot bijstand vergezeld van [naam persoon] en [naam persoon] . Namens de inspecteur is verschenen mr. A. Daams, tot bijstand vergezeld van mr. M. Veldstra. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.7.

Nadat het onderzoek aan het slot van de zitting van 4 december 2019 is gesloten, heeft belanghebbende op 5 december 2019 in de onderhavige zaak een brief bij het Hof ingediend.

Het Hof heeft in deze brief geen aanleiding gezien het onderzoek verdergaand te heropenen dan hieronder (in 1.8) is vermeld. Aangezien dit stuk is ontvangen nadat het onderzoek ter zitting is gesloten, heeft het Hof daarop bij de beoordeling van de onderhavige zaak geen acht geslagen.

1.8.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek heropend. De heropening is beperkt tot nader onderzoek naar de berekening van de correctie op de aangegeven belastbare winst die voortvloeit uit de hierna weergegeven oordelen van het Hof. Bij brief van 9 januari 2020 heeft het Hof partijen verzocht hierover schriftelijke inlichtingen te verstrekken. De gemachtigde en de inspecteur hebben ieder aan dit verzoek voldaan bij brief van 28 januari 2020. Afschriften van deze brieven zijn aan de wederpartij gezonden.

1.9.

Nadat partijen daarvoor toestemming hadden gegeven, heeft het Hof vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en is het onderzoek bij brief van 7 februari 2020 gesloten.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur zijn in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiseres houdt zich blijkens de omschrijving van haar activiteiten in het handelsregister bezig met:

“Handel in eigen onroerend goed. Het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, administreren en exploiteren van onroerende zaken en andere vermogensbestanddelen.”

2. In 2011 is eiseres 100% aandeelhouder van [A] B.V. en [B] B.V. Deze vormen met eiseres een fiscale eenheid voor de Vpb.

3. Eiseres bezit in de jaren 2010-2012 gemiddeld 405 panden, waarvan 52 panden gezamenlijk met derden. In de periode 2008 tot en met 2012 zijn de huurinkomsten gestegen van € 3.200.000 tot € 6.400.000.

4. In het kader van de aanslagregeling Vpb 2006 zijn eiseres en verweerder overeengekomen om panden die binnen een jaar na aankoop werden verkocht als voorraad, en panden die meer dan een jaar na aankoop werden verkocht als bedrijfsmiddel aan te merken (hierna: het twaalfmaands-criterium). Desgevraagd heeft verweerder niet toegezegd deze methode ook nadien te zullen accepteren.

5. Eiseres heeft aangifte Vpb 2011 gedaan naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 1.317.239. In de aangifte is met betrekking tot de herinvesteringsreserve (hierna: HIR) het volgende opgenomen:

Stand begin 2011 € 13.514.027

Toevoegingen € 1.746.167

Onttrekkingen € 7.458.034

Stand eind 2011 € 7.802.160

6. Bij brief van 3 juni 2013 heeft verweerder eiseres bericht de aangifte Vpb 2011 in behandeling te hebben genomen. De brief vermeldt voorts, voor zover van belang:

Toevoeging herinvesteringsreserve (€ 1.746.167)

Ik verzoek u om toezending van:

- de verkoopakte(s);

- de boekwaarde(n) van het te vervangen onroerende goed, per object gespecificeerd;

- een omschrijving van het vervangingsvoornemen;

- stukken waaruit blijkt dat dit vervangingsvoornemen op balansdatum aanwezig is.

Afboeking herinvesteringsreserve (€ 7.458.034)

Ik verzoek u om toezending van:

- de koopakte(s);

- de boekwaarde(n) van het vervangen onroerende goed, per object gespecificeerd.”

7. Eiseres heeft bij brief van 15 juli 2013 kopieën van verkoopaktes, aankoopaktes en specificaties van de boekwaarden overgelegd. Voorts vermeldt de brief:

“Met betrekking tot de omschrijving van het vervangingsvoornemen en eventuele stukken ter zake kan ik aangeven dat dit in de aard van de onderneming is begrepen. Uit de afboeking van de herinvesteringsreserve van € 7,5 miljoen - investeringen/vervangingen in 2011 - blijkt overduidelijk dat het vervangingsvoornemen aanwezig is.”

8. Bij brieven van 9 september en 6 december 2013 heeft verweerder om aanvullende informatie verzocht. Deze brieven zijn bij brieven van eiseres van 11 november 2013 en 21 januari 2014 beantwoord.

9. Bij brieven van 26 maart en 15 juli 2014 heeft verweerder eiseres bericht van plan te zijn af te wijken van de aangifte. In reactie hierop heeft eiseres bij brief van 29 september 2014 voorgesteld het twaalfmaandscriterium te gebruiken. Op 19 december 2014 heeft een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een praktische oplossing. Bij brief van 12 mei 2015 heeft verweerder eiseres onder verwijzing naar voormeld overleg verzocht om een nadere onderbouwing van de HIR 2011. In reactie hierop heeft eiseres per e-mailbericht van 28 mei 2015 laten weten dat het weinig zin heeft met aanvullend bewijsmateriaal te komen en er de voorkeur aan te geven dat een aanslag wordt opgelegd waarna het onderscheid tussen voorraad en bewijsmiddel in bezwaar alsnog aan de orde kan worden gesteld. Bij brief van 16 juni 2015 heeft verweerder eiseres bericht dat geen concrete stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat de panden zijn gekocht met de intentie om deze als bedrijfsmiddel aan te houden en dat binnenkort een definitieve aanslag wordt vastgesteld.

10. Bij de aanslagregeling Vpb 2011 is verweerder als volgt van de aangifte afgeweken:

Aangegeven belastbare winst € 1.317.239

Bij: gekochte panden als voorraad aangemerkt € 3.484.476

Bij: verkochte panden als voorraad aangemerkt € 1.782.124 +

Gecorrigeerde belastbare winst € 6.583.839

Af: te verrekenen verliezen € - -/-

Gecorrigeerd belastbaar bedrag € 6.583.839”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.

2.3.

Met betrekking tot de in hoger beroep nog in geschil zijnde onttrekkingen aan de HIR in 2011 in verband met in 2011 aangekochte panden heeft de inspecteur in zijn verweerschrift in hoger beroep (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’) onder meer het volgende vermeld:

“Betwiste onttrekkingen herinvesteringsreserve

(…) [OG 1] (appartement)

Aangekocht op veiling d.d. 11-6-2010 (…)

Huurder op moment koop Ja* (…)

Looptijd huurcontract tot 1-6-2012**

Levering aan eiseres 13-1-2011

Te koop gezet door eiseres 7-7-2012 (…)

Datum verkoop 10-1-2013

Huurder op moment verkoop nee

(…)

* Volgens de bijzondere veilingvoorwaarden is er sprake van een huurder die eventueel ontruimd kan worden.

** opzegtermijn huur tenminste 6 maanden.

(…)

(…) [OG 2]

Aangekocht op veiling d.d. 20-6-2011 (…)

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 20-7-2011

Te koop gezet door eiseres 6-4-2013 (…)

Datum levering 27-9-2013 (…)

Huurder op moment verkoop nee

(…)

Dit object is tezamen gekocht met de [OG 3] , [OG 4] , [OG 5] , [OG 6] en [OG 7] (zie hierna). De totale onttrekking aan de HIR die ziet op deze panden bedraagt € 1.398.042.

Volgens de akte van levering van 27 september 2013 heeft eiseres rond 14 november 2011 (…) het object laten splitsen (…).

(…) [OG 3]

Aangekocht op veiling d.d. 20-6-2011 (…)

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 20-7-2011

Te koop gezet door eiseres 5-4-2013 (…)

Datum levering 28-2-2014

Huurder op moment verkoop nee

(…)

(…) [OG 4]

Aangekocht op veiling d.d. 20-6-2011 (…)

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 20-7-2011

Te koop gezet door eiseres 16-2-2014 (…)

Datum levering 24-4-2014 (…)

Huurder op moment verkoop nee

(…)

(…) [OG 5]

Aangekocht op veiling d.d. 20-6-2011 (…)

Huurder op moment koop nee

Levering aan eiseres 20-7-2011

Te koop gezet door eiseres 9-11-2013 (…)

Datum levering 10-3-2014 (…)

Huurder op moment verkoop nee

(…)

(…) [OG 6] , [...]

Aangekocht op veiling d.d. 20-6-2011 (…)

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 20-7-2011

Te koop gezet door eiseres 26-7-2013 (…)

Datum levering 29-11-2013

Huurder op moment verkoop nee

(…)

(…) [OG 7] , [...]

Aangekocht op veiling d.d. 20-6-2011 (…)

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 20-7-2011

Te koop gezet door eiseres 4-4-2013 (…)

Datum levering 25-11-2013

Huurder op moment verkoop nee

(…) Op 11 februari 2016 is nummer 14-2 verkocht. Op dat moment heeft eiseres volgens het kadaster geen van de in 2011 gekochte objecten aan de [straat a/b] meer.

(…) [OG 8] (vakantiewoning)

Aangekocht op veiling/onderhands bod

Huurder op moment koop nee

Levering aan eiseres 3-8-2011

Te koop gezet door eiseres 31-5-2012 (…)

Datum verkoop 8-7-2012

Huurder op moment verkoop nee

(…)

In tegenstelling tot wat eiseres in haar beroepschrift stelt is er geen sprake van dat zij 2 panden op dit vakantiepark heeft gehad. Het is de heer [X] in privé, die de eigenaar is van [OG 9] . Hij verkoopt zijn pand op 30 januari 2013.

Aanvullend in hoger beroep:

Zowel de gegevens in het kadaster als de WOZ beschikkingen bevestigen dat de heer [X] in privé eigenaar was. Ook de bij het hoger beroepschrift van eiseres meegestuurde huurovereenkomst laat duidelijk zien dat de heer [X] in privé de verhuurder is.

(…)

(…) [OG 10]

Aangekocht op veiling d.d. 2-12-2011

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 14-12-2011

Te koop gezet door eiseres onbekend

Datum verkoop 18-12-2012 (…)

Huurder op moment verkoop ja

(…)

(…) [OG 11]

Aangekocht op veiling d.d. 19-12-2011 (…)

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 29-6-2012 (…)

Te koop gezet door eiseres 16-7-2013 (…)

Datum verkoop 5-9-2013

Huurder op moment verkoop nee

(…)

(…) [OG 12]

Aangekocht op veiling d.d. 19-12-2011

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 29-6-2012

Te koop gezet door eiseres 27-2-2013 (…)

Datum verkoop 7-6-2013

Huurder op moment verkoop nee

(…)

(…) [OG 13]

Aangekocht op veiling d.d. 19-12-2011

Huurder op moment koop ja

Levering aan eiseres 29-6-2012

Te koop gezet door eiseres 19-5-2012 (…)

Datum verkoop 5-7-2012

Huurder op moment verkoop nee

(…)

Betwiste toevoegingen herinvesteringsreserve

(…) [OG 14]

Aangekocht op veiling d.d. 6-10-2008

Huurder op moment koop nee

Levering aan eiseres 6-11-2008

Te koop gezet door eiseres 19-1-2009 (…)

Datum verkoop 17-12-2009

Huurder op moment verkoop nee

(…)

[OG 15]

Eiseres verkrijgt na veilingkoop samen met [Y] BV ( [Y] ) op 2 januari 2009 de eigendom van het volgende complex in [...] :

[OG 15-1] (één woningen)

[OG 15-2] (één woning)

[OG 15-3] (één woning)

[OG 15-4] (Winkelpand met bovenwoningen)

Op 17 februari 2009 is [OG 15-3] al verkocht aan [Q] BV (ook een BV van [Y] c.s.). [Q] BV heeft volgens het handelsregister als activiteit: Het aan- en verkopen van onroerend goed, als- mede ontwikkeling en advisering over onroerend goed. Levering vindt plaats op 30 juni 2009, vrij van huur.

Op 8 januari 2010 worden de panden gesplitst door eiseres, [Y] BV en [Q] BV (…). Volgens de splitsingsakte is de splitsingsvergunning afgegeven door de gemeente op 17 november 2009.

In de splitsingsakte wordt het volgende bewerkstelligd:

De nummers [OG 15] gesplitst in:

[OG 15-1] Toebedeeld aan eiseres/ [Y] 50%

[OG 15-2] Toebedeeld aan eiseres/ [Y] 50%

[OG 15-3] -voor Toebedeeld aan [Q] BV

[OG 15-3] -achter Toebedeeld aan [Q] BV

[OG 15-5] -voor Toebedeeld aan [Q] BV

Naast splitsing heeft eiseres er ook voor zorggedragen dat de appartementen zijn gerenoveerd.

[Q] BV levert vervolgens op 12 januari 2010 de aan haar toebedeelde appartementen aan derden. Volgens de transportaktes dateren de koopovereenkomsten al uit september en oktober 2009.

Op 1 juni 2010 verkopen eiseres en [Y] [OG 15-1] aan [Q] BV. [Q] BV laat vervolgens [OG 15-1] splitsen in [OG 15-1] -voor en [OG 15-1] -achter en levert deze appartementen door aan derden. Volgens de transportaktes dateren de koopovereenkomsten met derden uit november 2009.

Op 21 november 2011 levert eiseres nummer [OG 15-4] aan een derde. Eiseres heeft een huurcontract met betrekking tot de [OG 15-4] overgelegd (…). Het contract is van 1 mei 1996 met verhuurder [Naam BV] B.V. De looptijd is 5 jaar, van 1 mei 1996 tot 30 april 2001 en kan steeds met 5 jaar worden verlengd. De laatste dag van het contract is 30 april 2011 geweest.

Nummer [OG 15-2] wordt op 2 oktober 2012 aan een derde geleverd door eiseres. Van dit pand is geen

huurcontract overgelegd.

Op 2 oktober 2012 heeft eiseres volgens het Kadaster geen van de in 2009 gekochte appartementen aan de [OG 15 straat] meer in eigendom. (…)

(…) [OG 16] (2010)

Aangekocht op veiling d.d. 4-9-2009

Huurder op moment koop nee

Levering aan eiseres 4-9-2009

Te koop gezet door eiseres onbekend

Datum verkoop 27-9-2010 (…)

Huurder op moment verkoop nee

(…)

Het woonhuis met winkelpand is in 2009 niet door eiseres gekocht, maar door de heer [X] in privé. Dit blijkt uit de transportakte van 8 oktober 2010 (…). (…)

[OG 17] (2011)

Verkoop en levering aan eiseres 30-12-2008

Huurder op moment koop ja (…)

Te koop gezet door eiseres onbekend

Datum verkoop 27-9-2010

Huurder op moment verkoop nee

(…)

Het huurcontract ten tijde van de aankoop van het kantoorpand heeft een looptijd tot 15 mei 2011. De notaris die het pand huurt is volgens de Kamer van Koophandel per 1 oktober 2009 niet meer gevestigd op de [OG 17] , maar op een ander kantooradres te [...] . Volgens de leveringsakte van 30 december 2008 heeft de zittende huurder afgezien van het in het huurcontract vermelde voorkeursrecht tot koop. Van een faillissement van de notaris, waar eiseres in haar beroepsschrift aan refereert, is niets gebleken. (…)

(…) [OG 18] (2011)

Aangekocht op veiling d.d. 26-11-2007

Huurder op moment koop nee

Levering aan eiseres 27-12-2007

Te koop gezet door eiseres 13-1-2008 (…)

Datum verkoop 18-4-2011

Huurder op moment verkoop nee

(…)

[OG 19] (2011)

Aangekocht op veiling d.d. 12-9-2007

Huurder op moment koop nee

Levering aan eiseres 10-10-2007

Te koop gezet door eiseres 24-9-2009 (…)

Datum verkoop 27-4-2011

Huurder op moment verkoop nee

(…)

[OG 20] (…) (2011)

Dit betreft een strook grond dat voor € 30.000 wordt verkocht (…). Hoe eiseres op basis van deze verkoop tot de toevoeging aan de HIR van € 65.590 is gekomen, is onbekend.

De grond maakte deel uit van een door eiseres sinds 20 december 2007 in bezit zijnde, verhuurd, bedrijfsgebouw. De grond was niet dienstbaar aan de verhuuractiviteit; er is althans niet gebleken dat de het huurcontract naar beneden is bijgesteld naar aanleiding [van] de verkoop.

Aanvullend in hoger beroep:

Het terrein aan de [OG 20] bestaat uit een kantoorgedeelte en een opslaggedeelte. Het opslaggedeelte (…) grenst aan de kant waar de koper van de grond is gevestigd met zijn bedrijf.

(…) Uit de op 30 november 2015 toegestuurde huurovereenkomst blijkt dat het opslag

gedeelte is verhuurd van 1 juni 2010 tot en met 31 mei 2015 aan [Naam BV] BV (…). De overeenkomst ziet expliciet op het opslaggedeelte en niet op het kantorengedeelte. (…)

Uit de nota van afrekening van 4 juli 2011 (…) blijkt dat naast de koopsom van € 30.000 er € 35.590 aannemingskosten en het kosten van het Kadaster zijn doorberekend aan de koper. Dit verklaart het bedrag van € 65.590.

Overig

(…)

Eiseres noemt in haar beroepschrift een aantal panden, die zij als voorraad heeft aangemerkt en nu alsnog als bedrijfsmiddel wil aanmerken zodat de verkoopwinst alsnog aan de HIR 2011 kan worden toegevoegd. Met betrekking tot deze panden zijn de volgende feiten relevant.

[OG 21]

Dit pand, tezamen met de [OG 22] , is door eiseres op 1 februari 2011 verkregen voor € 725.000 en op 18 februari 2011 doorverkocht voor € 830.000 (…).

[OG 23]

Deze panden zijn door eiseres, samen met [Q] BV, op 11 juli 2011 verkregen. Volgens de leveringsakte van 2 december 2011 is er op 21 juni 2011 al een verkoopovereenkomst met derden (…).”

2.4.1.

Bij brief van 9 januari 2020 heeft het Hof aan partijen een aantal (voorlopige) oordelen medegedeeld. Deze brief bevat tevens een berekening van de volgens het Hof uit zijn oordelen voortvloeiende correctie op de aangegeven belastbare winst. In deze brief is onder meer het volgende aan partijen voor reactie voorgelegd:

Cijfermatige consequenties oordeel Hof

2.4.

Naar het Hof begrijpt, is tussen partijen overigens niet in geschil dat, indien de hieronder vermelde aankopen niet als bedrijfsmiddel kunnen worden aangemerkt, de HIR tot de ter zake van die aankopen onttrokken bedragen in de winst van het jaar 2011 dient vrij te vallen.

(…)

5. In totaal in aanmerking te nemen correcties

Op grond van de hiervoor weergegeven oordelen van het Hof dient de aanslag Vpb 2011 als volgt nader te worden vastgesteld:

(…)

Gecorrigeerde belastbare winst € 4.799.915

Af: te verrekenen verliezen € 0 -/-

Gecorrigeerd belastbaar bedrag € 4.799.915

6. Conclusie

De in paragraaf 4 en 5 opgenomen berekeningen - die zijn gebaseerd op de bedragen die in hoger beroep door partijen per pand zijn gespecificeerd - komen op een hoger gecorrigeerd belastbaar bedrag uit dan indien het bedrag van de vastgestelde aanslag wordt verminderd met het bedrag van de in par. 3 vermelde, terug te nemen correcties (…) . (…) Uit de gedingstukken leidt het Hof af dat het verschil van € 251.626 tussen beide berekeningen kan worden verklaard doordat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag rekenfouten heeft gemaakt bij de berekening van de in aanmerking te nemen correcties. Uit de brief van de inspecteur aan belanghebbende van 16 juni 2015 (…), blijkt namelijk dat de inspecteur ter zake van [OG 16] een correctie van € 83.930 in aanmerking heeft genomen (in plaats van € 338.556), derhalve € 254.626 te weinig; ter zake van [OG 15-1] te Amsterdam heeft de inspecteur een correctie in aanmerking genomen van € 86.930 (in plaats van € 83.930), dus € 3.000 te veel; per saldo derhalve een verschil van € 251.626. In beginsel kan de inspecteur zich voor dit bedrag op interne compensatie beroepen.

Het Hof ontvangt van u graag een gezamenlijk schriftelijk standpunt over de aan de oordelen van het Hof te verbinden cijfermatige consequenties (…).”

2.4.2.

De gemachtigde heeft bij brief van 28 januari 2020 onder meer de volgende inlichtingen verstrekt:

“Ten aanzien van de correctie ter zake van [OG 16] komen wij tot een bedrag van € 338.556 en

met betrekking tot de correctie [OG 15-1] is het juiste correctiebedrag naar ons oordeel

€ 83.930. Het is ons niet duidelijk geworden hoe de afwijkingen tot stand zijn gekomen.”

2.4.3.

De inspecteur heeft bij brief van 28 januari 2020 – voor zover hier relevant – als volgt op het inlichtingenverzoek van het Hof gereageerd:

“Na de cijfers uit uw verzoek naast de relevante achterliggende stukken uit het dossier te hebben gelegd, kom ik tot de conclusie dat het in paragraaf 5 becijferde gecorrigeerd belastbaar bedrag van € 4.799.915 juist is. Ik verzoek u daarom om het belastbaar [bedrag] op € 4.799.915 vast te stellen en daarbij doe ik een beroep op interne compensatie.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de aanslag niet naar een te hoog bedrag is vastgesteld. Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de onder 2.3 vermelde onroerende zaken (hierna ook: de panden) voor de toepassing van de herinvesteringsreserve (hierna: HIR) moeten worden aangemerkt als bedrijfsmiddel (standpunt belanghebbende) dan wel als voorraad (standpunt inspecteur), en of – bij kwalificatie als voorraad – de mutaties in de herinvesteringsreserve in verband met de aankoop dan wel verkoop van de desbetreffende panden in het onderhavige jaar tot de belastbare winst dienen te worden gerekend.

3.2.

Daarnaast is in hoger beroep in geschil of ook in een eerder jaar ten onrechte verrichte dotaties aan de HIR (in verband met verkopen van als voorraad aan te merken panden) tot de belastbare winst van het onderhavige jaar moeten worden gerekend. Dit geschilpunt is toegespitst op de vraag of zich daardoor een balansfout heeft voorgedaan die met toepassing van de foutenleer in het onderhavige jaar kan worden gecorrigeerd.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing