Gerechtshof Amsterdam, 31-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1412, 19/00277
Gerechtshof Amsterdam, 31-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1412, 19/00277
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 maart 2020
- Datum publicatie
- 3 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1412
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1878
- Zaaknummer
- 19/00277
Inhoudsindicatie
Is (fiscale)bestuursrecht bevoegd te oordelen over het al dan niet tijdig beslissen op een administratief beroep tegen een beslissing op een verzoek tot uitstel van betaling voor een belastingaanslag? Heeft belanghebbende recht op immateriele schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn?
Uitspraak
kenmerk 19/00277
31 maart 2020
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Y] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.M. Vrolijk),
tegen de uitspraak van 11 februari 2019 in de zaak met kenmerk AMS 17/4394 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de invorderingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de invorderingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken met dagtekening 29 februari 2016 (hierna: de beschikking) is de waarde van de onroerende zaak [A] te [Y] voor het jaar 2016 vastgesteld op € 286.500. Gelijktijdig, verenigd in één geschrift, zijn voor het jaar 2016 de aanslagen bekendgemaakt; een aanslag onroerende-zaakbelastingen van € 163,85, een aanslag rioolheffing van € 150,90 en een aanslag afvalstoffenheffing van € 235 (in totaal € 549,75).
Bij brief van 8 april 2016 (door de invorderingsambtenaar ontvangen op 13 april 2016) heeft belanghebbende tegen voormelde beschikkingen bezwaar gemaakt en een verzoek tot uitstel van betaling gedaan.
Bij besluit van 10 mei 2016 heeft de Directeur Belastingen voor een bedrag van € 163,85 uitstel van betaling verleend.
Bij brief van 18 mei 2016 heeft belanghebbende tegen voormeld besluit van de Directeur Belastingen administratief beroep ingesteld bij het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam en verzocht om uitstel van betaling voor € 549,75.
Bij besluit van 22 juli 2016 heeft de Directeur Belastingen uitstel van betaling verleend voor een bedrag van € 549,75.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 december 2016 het College van Burgemeesters en Wethouders van Amsterdam in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het administratief beroep van 18 mei 2016.
Belanghebbende heeft bij brief van 24 juli 2017 beroep bij de rechtbank ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het administratief beroep.
Bij uitspraak van 11 februari 2019 heeft de rechtbank ten aanzien van dit beroep als volgt beslist:
“(…)
- verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen;
- bepaalt dat uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld; (…)”
Voorts is vermeld dat tegen de uitspraak op het beroep hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen (per faxbericht) op 20 maart 2019, aangevuld bij faxbericht en brief van 17 april 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de invorderingsambtenaar zijn verschenen mr. H. Oderkerk en mr. N.M. Kell.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak naast een procesverloop geen feiten vastgesteld. Het Hof verwijst naar de weergave van feiten voor zover die reeds onder ‘Ontstaan en loop van het geding’ zijn vermeld en voegt hier nog het volgende aan toe.
Bij brief van 15 december 2016 aan (de gemachtigde van) belanghebbende heeft de Directeur Belastingen de ontvangst van het administratief beroep van 18 mei 2016 bevestigd en uitstel van betaling verleend voor een bedrag van € 549,75.
Bij brief van 16 januari 2017 heeft de Directeur Belastingen belanghebbende onder meer als volgt nader geïnformeerd:
“U bent in afwachting van de door u met name genoemde uitspraak op het administratief beroep (…).De artikelen van de Algemene wet bestuursrecht inzake de dwangsom zijn niet van toepassing op beslissingen inzake uitstel van betaling.Anders dan u doet, is het dus niet mogelijk het bestuur in gebreke te stellen. Een dwangsom kan hier dus niet aan de orde zijn.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in geschil of de (fiscale)bestuursrechter bevoegd is te oordelen over het al dan niet tijdig beslissen op een administratief beroep tegen een beslissing op een verzoek tot uitstel van betaling voor een belastingaanslag. De invorderingsambtenaar heeft tevens het standpunt ingenomen dat het Hof, meer specifiek de belastingrechter, niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil.