Gerechtshof Amsterdam, 30-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1414, 18/00629
Gerechtshof Amsterdam, 30-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1414, 18/00629
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 april 2020
- Datum publicatie
- 3 juni 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1414
- Zaaknummer
- 18/00629
Inhoudsindicatie
Aftrek uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Uitspraak
kenmerk 18/00629
30 april 2020
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/5682 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.223.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 13 november 2017 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.992.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 8 oktober 2018 het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 november 2018, aangevuld bij brief van 6 december 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Aldaar is verschenen de gemachtigde voornoemd en van de zijde van de inspecteur mr. R.G.A. de Jong en L.J. Keijser. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres heeft voor het jaar 2015 een aangifte ib/pvv ingediend. In de aangifte is een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 14.430. Er is een bedrag van € 2.984 wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking genomen.
2. Met dagtekening 25 november 2016 heeft verweerder een aanslag ib/pvv voor het jaar 2015 aan eiseres opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.223. Verweerder heeft hierbij een aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten verleend van € 173.
3. Het door eiseres ingediende bezwaarschrift heeft ertoe geleid dat de aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten is verhoogd tot € 405.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling op deze feiten stelt het Hof de volgende feiten vast.
In beroep heeft belanghebbende de volgende handgeschreven verklaring van haar huisarts overgelegd:
“Verklaring
[Hof: belanghebbende] lijdt aan huidproblemen. Zij moet zalf/[crème] gebruiken.”
In hoger beroep heeft belanghebbende de volgende verklaring van haar huisarts overgelegd:
“VERKLARING
[Hof: belanghebbende]
Lijdt (lijden) aan huidproblemen/huideczeem. sinds 2010*
Er is zalf/crème voorgeschreven ter bestrijding/behandeling van deze ziekte.
Aldus verklaard en ondertekend
te [Hof: leeg veld]
op [Hof: leeg veld]
Naam [voorzien van handtekening]”
* ‘sinds 2010’ is door belanghebbendes gemachtigde met de hand bijgeschreven (de rest van het citaat is een standaardtekst van de gemachtigde).
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in geschil in hoeverre belanghebbende recht heeft op aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten. Meer in het bijzonder ligt de vraag voor of belanghebbende recht heeft op aftrek in verband met uitgaven ten behoeve van extra kleding en beddengoed (art. 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel g, Wet IB 2001) voor een bedrag van € 310. Voorts verschillen partijen van mening of belanghebbende, indien het hoger beroep slaagt, recht heeft op (proces)kostenvergoeding.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.