Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1570, 19/00274
Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1570, 19/00274
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 mei 2020
- Datum publicatie
- 28 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1570
- Zaaknummer
- 19/00274
Inhoudsindicatie
Fiscaal procesrecht. Geen bewijs van ontvangst van aangetekend verzonden nota griffierecht. In dat geval moet het ervoor worden gehouden dat het stuk niet op het adres van belanghebbende is afgeleverd.
Uitspraak
Kenmerk 19/00274
19 mei 2020
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, gedane uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 29 augustus 2019 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/1798 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het waterschap hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende aanmaningskosten in rekening gebracht betreffende de aanslag waterschapsbelasting 2017.
De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank beroep ingesteld. Het beroep is bij uitspraak van 8 februari 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor gemelde uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, bij het Hof ingekomen op 19 maart 2019. Het hoger beroep is bij uitspraak van 29 augustus 2019 (verzonden op 3 september 2019) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, niet-ontvankelijk verklaard wegens - aldus die uitspraak (zakelijk weergegeven) - het niet betalen binnen de daartoe gestelde termijn van het griffierecht.
Op 16 oktober 2019 is van belanghebbende een verzetschrift ontvangen.
Belanghebbende heeft niet verzocht op het verzet te worden gehoord.
2 Geschil in verzet
In geschil is het antwoord op de vraag of het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet binnen de daartoe gestelde termijn betalen van het griffierecht.
Belanghebbende doet haar standpunten steunen op de gronden welke door haar zijn aangevoerd in de van haar afkomstige stukken.
3 Beoordeling van het verzet
In de uitspraak waartegen verzet is gedaan wordt overwogen dat de belanghebbende bij aangetekend verzonden brief is herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht.
Belanghebbende betoogt in verzet onder meer: “In zaaknummer 19-00274 is nimmer een nota ontvangen”.
In het dossier dat de kamer die het verzet behandelt ter beschikking is gesteld bevindt zich wel een kopie van de aangetekend verzonden brief maar geen bewijs van ontvangst van die brief. Gegevens met betrekking tot die brief zijn niet (of niet meer) beschikbaar via de website van PostNL.
In dat geval moet het ervoor worden gehouden dat de aangetekend verzonden nota griffierecht niet op het adres van belanghebbende is afgeleverd.
Slotsom
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het verzet van belanghebbende gegrond is. De uitspraak waartegen verzet is gedaan vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Aan belanghebbende moet (opnieuw) per aangetekende post een nota griffierecht worden gezonden.