Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:158, 18/00309
Gerechtshof Amsterdam, 16-01-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:158, 18/00309
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 januari 2020
- Datum publicatie
- 5 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:158
- Zaaknummer
- 18/00309
Inhoudsindicatie
Aanslag bouwleges, aanvraag omgevingsvergunning brandveilig gebruik.
Uitspraak
kenmerk 18/00309
16 januari 2020
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , voor deze zaak woonplaats kiezende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: ing. J.L. van Brecht),
tegen de uitspraak van 26 april 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/1066 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Edam-Volendam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 14 januari 2016 aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd tot een bedrag van € 658,49. Bij creditnota met dagtekening 21 maart 2016 heeft de heffingsambtenaar de aanslag leges ambtshalve verminderd tot een bedrag van € 572,60 (wegens het ten onrechte in rekening brengen van een bedrag voor het niet indienen van een digitale aanvraag omgevingsvergunning).
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak met dagtekening 10 januari 2017 de aanslag leges gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 26 april 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 mei 2018, aangevuld bij brief van 16 juni 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend, aangevuld bij brief van 5 november 2019.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2019, nadat het onderzoek ter zitting op 29 oktober 2019 op verzoek van belanghebbende wegens het niet verschijnen van zijn gemachtigde is aangehouden. Belanghebbende en zijn gemachtigde voornoemd zijn verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen G.H.J. Kwakman en M. Smit. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de heffingsambtenaar als ‘verweerder’:
“1. Bij brief van 15 juli 2015 heeft eisers gemachtigde zich tot burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam gewend. Hij heeft daarin vermeld dat hij onderzoek heeft gedaan naar de bouwkundige- en brandveiligheidsituatie van de voor publiek toegankelijke orthodontiepraktijk van eiser die zich bevindt op de 1e en 2e verdieping in het bedrijfsverzamelgebouw aan het [adres] . De brief vermeldt voorts:
“Deze kwestie is voor [X] actueel omdat zijn royaal bemeten praktijkruimte eveneens wordt gebruikt en uitgebaat om deze productief en winstgevend te maken, voor algemene doeleinden zoals informatie voor groepen, overlegruimte e.d., voor aantallen personen ruim boven de vijftig.
(…)
De heer [X] persisteert in zijn verzoek aan uw college (…) alsnog een gebruiksvergunning te entameren voor zijn orthodontiepraktijk, die voldoet aan het van toepassing zijnde Bouwbesluit 2003, aan bouwkundige- en brandveiligheidseisen, bijvoorbeeld ten aanzien van ontvluchting, en opstelling van een door de brandweer goedgekeurd ontruimingsplan voor een bezetting van ten minste 50 personen in zijn orthodontiepraktijk.”
2. In antwoord op bovenstaande brief van 15 juli 2015 hebben burgemeester en wethouders eiser op 4 november 2015 onder meer het volgende bericht:
“Op grond van artikel 2.1 lid 1 onder d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij Amvb (zijnde het Besluit omgevingsrecht (Bor)) aangewezen categorieën van gevallen. In artikel 2.2 van het Bor is bepaald dat in de navolgende gevallen een gebruiksvergunningplicht geldt:
- bij het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft aan meer dan 10 personen, dan wel het in afwijking daarvan bij de bouwverordening, bedoeld in artikel 8 van de Woningwet, bepaalde aantal personen;
- het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk waarin dagverblijf zal worden verschaft aan:
1°. meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of
2°. meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen.
Dit artikel is derhalve niet van toepassing op een orthodontiepraktijk. Er geldt voor de orthondontiepraktijk van de heer [X] derhalve geen gebruiksvergunningsplicht.
Artikel 1.18 van het Bouwbesluit 2012 bepaalt dat het verboden is zonder of in afwijking van een daaraan voorafgaande gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik te nemen of te gebruiken indien daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of indien er toepassing is gegeven aan artikel 1.3 (gelijkwaardigheidsbepaling) voor een in verband met een in hoofdstuk 6 of 7 uit het oogpunt van brandveiligheid gegeven voorschrift en een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur. De normadressant van dit artikel is: de gebruiker van het pand.
In uw brief geeft u aan dat in de orthodontiepraktijk van de heer [X] bij enige regelmaat 50 personen of meer aanwezig zijn. Naar uw mening dient de gemeente voor dat gebruik een gebruiksvergunning te entameren.
Zoals hierboven is aangegeven moet volgens artikel 1.18 van het Bouwbesluit 2012 degene die het bouwwerk gebruikt, in het geval er meer dan 50 personen aanwezig zullen zijn een gebruiksmelding doen. Een gebruiksvergunning is in dit geval, gelet op de inhoud van artikel
lid 1 onder d van de Wabo, niet nodig.
Indien uw cliënt het gebruik van het pand ongewijzigd wenst voort te zetten of indien hij voor het door hem gewenste gebruik nog geen gebruiksmelding heeft gedaan kan hij via de website www.omgevingsloket.nl de benodigde gebruiksmelding indienen. De verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van gebruiksmeldingen ligt bij de gebruiker van het pand, niet bij de gemeente.
Voorts wijzen wij erop dat het doen van een gebruiksmelding er toe kan leiden dat er in of aan het gebouw aanvullende brandveiligheidsmaatregelen getroffen moeten worden. Volgens de publiekrechtelijke regels uit het Bouwbesluit is de gebruiker ervoor verantwoordelijk dat de regels omtrent het brandveilig gebruik worden nageleefd.
Soms is voor het realiseren van brandveiligheidsmaatregelen toestemming van de eigenaar van het gebouw nodig. Dat is een privaatrechtelijke kwestie tussen eigenaar/ verhuurder en gebruiker/ huurder.
Wie de kosten voor het aanbrengen van de noodzakelijke voorzieningen betaalt, is eveneens een privaatrechtelijke kwestie tussen verhuurder en huurder, waar de gemeente geheel buiten staat.
De gemeente toetst de melding, maar is niet verantwoordelijk voor het indienen van de melding en de uitvoering van de als gevolg daarvan te nemen maatregelen.
Gelet op het feit dat de heer [X] geen gebruiksmelding heeft gedaan is hij niet gerechtigd meer dan 50 personen tegelijk in zijn orthodontiepraktijk aanwezig te laten zijn. Indien wij op enig moment constateren dat in de orthodontiepraktijk van de heer [X] meer dan 50 mensen aanwezig zijn zonder dat hiervoor een gebruiksmelding is gedaan, dan overtreedt uw cliënt artikel 1.18 van het Bouwbesluit. Wij zullen alsdan een handhavingstraject jegens de heer [X] en zijn orthodontiepraktijk starten of een gebruiksbeperking opleggen.
3. In zijn brief van 4 december 2015, door de gemeente Edam-Volendam ontvangen op 8 december 2015, heeft eisers gemachtigde het volgende geschreven:
“Geachte college,
Bij schrijven van 15 juli 2015 heb ik uw college gemotiveerd en gedetailleerd geïnformeerd over de noodzaak van een gebruiksvergunningsvergunning voor de orthodontiepraktijk van [X] in het perceel [adres] .
Uw gemeente is, zoals u bekend, de eerst verantwoordelijke instantie voor toezicht op deze care-en-cure inrichting door middel van een gebruiksvergunning, en voor een aanschrijving bij ontbreken van de wettelijke voorzieningen zoals die vast liggen in het Bouwbesluit 2003 en de gemeentelijke bouwverordening.
Namens de heer [X] ontvangt u hierbij de plattegrond tekeningen waarop zijn aangeduid de brandveiligheidsvoorzieningen, ventilatie, vluchtwegen naar de openbare weg bij calamiteit, maximale bezettingsgraad, alsmede overige noodzakelijke gegevens omtrent de bedrijfsvoering van de orthodontiepraktijk.
Dit schrijven kunt u beschouwen als een formele aanvraag om gebruiksvergunning.”
4. Verweerder heeft de aanvraag gebruiksvergunning in behandeling genomen als een aanvraag voor een omgevingsvergunning brandveilig gebruik. Bij brief van 15 december 2015 heeft verweerder eiser dienovereenkomstig bericht en verzocht de aanvraag uiterlijk 12 januari 2016 aan te vullen. Eiser heeft bij e-mailbericht van 31 december 2015 verzocht deze termijn te verlengen tot 12 februari 2016 omdat hij niet over de voor de aanvulling van de aanvraag bruikbare tekeningen beschikte. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen.
5. Bij besluit van 13 januari 2016 hebben burgemeester en wethouders van Edam-Volendam de omgevingsvergunningaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van de onvolledigheid daarvan. Eiser heeft hiertegen geen rechtsmiddelen ingesteld.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank, is in hoger beroep in geschil of de aanslag leges terecht is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in de rechtbankuitspraak onder 9 heeft gedaan (hierna kortweg aanvraag omgevingsvergunning brandveilig gebruik). In hoger beroep is voorts in geschil of de heffingsambtenaar door het opleggen van de aanslag leges in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.