Gerechtshof Amsterdam, 02-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1789, 19/00311
Gerechtshof Amsterdam, 02-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1789, 19/00311
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 juli 2020
- Datum publicatie
- 30 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1789
- Zaaknummer
- 19/00311
Inhoudsindicatie
Formeel recht; legesaanslag niet op de juiste wijze bekendgemaakt; bezwaar terecht niet-ontvankelijk omdat belanghebbende met de alsdan op de voet van HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:960 in aanmerking te nemen termijn te laat bezwaar heeft gemaakt
Uitspraak
kenmerk 19/00311
2 juli 2020
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , gevestigd te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. drs. A.R.S. van der Flier (Van der Flier The Netherlands B.V.)
tegen de uitspraak van 15 februari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3242 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 15 mei 2017 aan belanghebbende een aanslag ‘Omgevingsvergunningen 2017’ (hierna: de legesaanslag) van in totaal € 80.193,15 opgelegd.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 20 juni 2018 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 15 februari 2019 – verzonden op 18 februari 2019 – het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 1 april 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 15 mei 2019 gemotiveerd. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende en heffingsambtenaar zijn in deze uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Eiseres heeft op 2 januari 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een indoor at[e]letiekhal. Het bouwplan betreft de realisatie van een indoor at[e]letiekhal van 3500 m².
2. Burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad hebben bij besluit van 3 mei 2017 de omgevingsvergunning verleend.
3. De legesnota, met dagtekening 15 mei 2017, is als volgt gespecificeerd:
Bouwactiviteiten (overig) |
€ |
74.525,00 |
In behandeling nemen aanvullende gegevens |
€ |
101,50 |
Bodemonderzoeksrapport milieukundig |
€ |
349,90 |
Welstandscommissie (overig) |
€ |
5.216,75 |
Totaal aanslagbedrag: |
€ |
80.193,15 |
4. Met dagtekening 14 juli 2017 is een aanmaning verstuurd naar eiseres.
5. De aanslag en de aanmaning zijn verzonden naar het adres [adres 1] .
6. Eiseres heeft op 8 september 2017 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is op 11 september 2017 door verweerder ontvangen.”
Aangezien de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe.
Voor de aanvraag van de omgevingsvergunning heeft belanghebbende een door gemeente Zaanstad aangeboden online formulier ingevuld. Het ingevulde formulier met datum 2 januari 2017 vermeldde onder andere het volgende:
“3. Vestigingsadres bedrijf
[adres 2]
4. Correspondentieadres
[adres 3]
”
Het besluit van 3 mei 2017 waarbij de omgevingsvergunning is verleend, is verzonden aan het bovenstaande adres zoals belanghebbende dat op het formulier had ingevuld.
Een uittreksel uit het handelsregister van 7 mei 2018 vermeldt onder andere de volgende gegevens:
“ Vestiging
(…)
Naam [belanghebbende]
Bezoekadres [adres 1]
(…)
Datum vestiging: 01-12-2016 (datum registratie: 23-12-2016)”
Het bovenvermelde adres is het enige adres dat op het uittreksel is weergegeven.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
“Het Hof houdt mij voor, gelijk de heffingsambtenaar aanvoert, dat de legesaanslag door belanghebbende is ontvangen. Wanneer precies? Ik heb de legesaanslag destijds via een bestuurder van belanghebbende ontvangen; dat was de penningmeester, [naam] . Ik had hem al meerdere keren gevraagd naar de legesaanslag, want die kwam maar niet. Ik meen dat ik de legesaanslag van de penningmeester op 15 juni 2017 heb ontvangen. Wanneer heeft de penningmeester de legesaanslag ontvangen? Ik denk rond dezelfde tijd; ik had er al enkele keren om gevraagd en ik kreeg hem direct van de penningmeester.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is voor het Hof in geschil of de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij bevestigende beantwoording van die vraag is nog in geschil of de aanslag legesheffing terecht is opgelegd.