Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1795, 18/00613
Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1795, 18/00613
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 juni 2020
- Datum publicatie
- 8 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1795
- Zaaknummer
- 18/00613
Inhoudsindicatie
MRB, verzuimboete. Belanghebbende heeft op onjuiste wijze gebruik gemaakt van handelaarskenteken. Naheffingsaanslag terecht opgelegd. Geen sprake van pleitbaar standpunt.
Uitspraak
kenmerk 18/00613
30 juni 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [Y] )
tegen de uitspraak van 17 september 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/523 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 25 augustus 2017 over de periode van 25 december 2015 tot en met 24 december 2016 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd van
€ 2.879, alsmede bij beschikking een boete van € 2.879.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 6 oktober 2017 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 17 september 2018 het tegen de hiervoor vermelde uitspraken op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof per faxbericht ingekomen op 26 oktober 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“ 1. De in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend 6 oktober 2017.
2. Tot de stukken van het geding behoort een brief van eiser van 2 december 2017, gericht aan het Incasso-Centrum van de Belastingdienst. Hierop staat een ontvangststempel met als datum van ontvangst 5 december 2017. Eiser heeft in deze brief onder meer aangegeven het niet eens te zijn met de naheffingsaanslag. Deze brief is door verweerder aangemerkt als verzoek om herziening van de uitspraken op bezwaar, welk verzoek door verweerder bij brief van 14 december 2017 is afgewezen.
3. Bij brief van 23 januari 2018, door verweerder ontvangen op 25 januari 2018, heeft de gemachtigde van eiser verweerder wederom verzocht om een ambtshalve herziening van de uitspraken op bezwaar. Verweerder heeft daar afwijzend op gereageerd. Na een telefonisch onderhoud tussen de gemachtigde van eiser en verweerder heeft verweerder deze brief op 6 februari 2018 naar de rechtbank doorgestuurd als beroepschrift.
4. Eiser exploiteert een onderneming genaamd [naam onderneming] . Dit bedrijf is onder meer gespecialiseerd in autoverhuur, maar voert ook reparaties aan auto’s uit.
5. Op 25 december 2016 is geconstateerd dat met een personenauto, merk en type [merk en type] , met handelaarskenteken [kenteken] (hierna: de auto) gebruik van de weg is gemaakt. Eiser was op dat moment de bestuurder van de auto.
6. Op het formulier Controle Autoheffingen dat is opgemaakt ten tijde van de controle is onder ‘Verklaring bestuurder/bijzonderheden’ het volgende opgenomen:
“Ik heb de handelaarsplaat van een naburig bedrijf geleend. Ik rijd nu in het voertuig om de accu op te laden en ik heb mijn vader opgehaald.”
7. Het originele Nederlandse kenteken dat bij de auto behoort is [kenteken 2] en stond vanaf 22 juli 2014 op naam van eiser. Blijkens de kentekenregistratie werd dit kenteken op 15 mei 2015 geschorst en vervolgens per 9 juni 2015 bij de RDW afgemeld als zijnde ‘voertuig geëxporteerd’. Er heeft geen registratie in een ander land plaatsgevonden.
8. Eiser heeft op 22 februari 2017 het Nederlands kenteken weer op naam gesteld.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast.
In het proces-verbaal van de rechtbank van de zitting van 4 juli 2018 is onder meer het volgende vermeld:
“Mede in antwoord op vragen van de rechtbank verklaart eiser;
(…)
Er was een koper, maar die wilde de auto eerst bekijken. Bij [bedrijf A] was er niet veel plaats om de auto neer te zetten. We hebben de auto daarom op ons eigen terrein gezet. De koper wilde graag een proefrit maken. Ik heb toen aan [bedrijf A] gevraagd om zijn handelaarskentekenplaten te lenen. Ik heb eigen platen, maar die lagen op dat moment ergens anders. Het was kerst. Ik ben toen naar de auto gereden en heb de platen van [bedrijf A] geleend.”
In het proces-verbaal dat is opgemaakt van de zitting in hoger beroep is onder meer het volgende vermeld:
“Belanghebbende
(…)
De auto is, zoals u mij voorhoudt, inderdaad van juli 2014 tot eind 2017 mijn privé-auto geweest. Het klopt ook dat ik de auto 9 juni 2015 heb afgemeld als zijnde geëxporteerd en dat ik de auto op 20 februari 2017 weer op mijn naam heb laten zetten in het kentekenregister. Het kenteken is inderdaad al die jaren hetzelfde is gebleven: [kenteken 2] .
(…)
Ondertussen stond de auto de hele tijd op het terrein van een van mijn bedrijven. Op enig moment heb ik een nieuwe koper gevonden. Om de auto aan de koper te laten zien, heb ik met de auto gebruik moeten maken van de openbare weg met de handelaarskenteken dat in bezit is van [bedrijf A] (hierna: [bedrijf A] ).”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag en de boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.