Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1796, 19/00802
Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1796, 19/00802
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 30 juni 2020
- Datum publicatie
- 8 juli 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:1796
- Zaaknummer
- 19/00802
Inhoudsindicatie
Accijns. Bedrag van de naheffingsaanslag is gebaseerd op een redelijke schatting. Dit in het licht van de minimale gegevens waarover de inspecteur beschikte voor het opleggen van de naheffingsaanslag en de omstandigheid dat belanghebbende op geen enkele wijze opening van zaken heeft gegeven over de door hem verrichte in- en verkopen van rooktabak.
Uitspraak
kenmerk 19/00802
30 juni 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] h.o.d.n. [Y] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. P. Geervliet)
tegen de uitspraak van 3 mei 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/5550 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 29 december 2016 over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag accijns opgelegd ten bedrage van € 1.176.134. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de inspecteur aan belanghebbende heffingsrente dan wel (voor de periode vanaf 2012) belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2017 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 3 mei 2019 het tegen de voormelde uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 juni 2019 en nader gemotiveerd bij brief van 6 augustus 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft op 15 juni 2020 per e-mail een pleitnota van belanghebbende ontvangen. Een afschrift daarvan is aan de inspecteur toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft onder meer de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiser drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak handelend onder de naam [Y] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een café annex shishalounge. In het café kan de klant onder meer tabak roken met gebruikmaking van een waterpijp of van steam stones. De waterpijp voor gebruik in het café wordt aangeboden met houtskool en tabak. Daarnaast kan de klant verschillende soorten thee of andere dranken nuttigen.
2. Verweerder heeft met dagtekening 15 september 2015 een informatiebeschikking afgegeven aan eiser. In de beschikking is vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende informatieplicht ingevolge artikel 52, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat de administratie van eiser niet zodanig is ingericht dat de controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is.
3. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking, zodat de informatiebeschikking onherroepelijk is geworden.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.
De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de ontvangst van accijnsgoederen over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015. In het controlerapport dat naar aanleiding van het boekenonderzoek is opgemaakt is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…)
Kasadministratie sinds 2011
(…)
In de kassa van [Y] zit geen onderrol. Deze rol is van belang voor het produceren van de dagelijkse rapportage. De onderrol behoort tot de primaire vastleggingen. Bij [Y] wordt de kassa uitsluitend als telmachine gebruikt.
(…)
Kasadministratie in 2016
Er is niets veranderd sinds de bezoeken van de Belastingdienst. Er is nog steeds geen nieuwe kassa. Er worden tijdens mijn bezoek van 9 augustus 2016 omzetbonnen getoond met een volgnummer. Deze bonnen zouden vanaf 2011 worden bewaard. De boekhouder beschikt echter niet over deze omzetbonnen. Er zijn ook geen Z-bonnenaanwezig. De primaire vastleggingen zijn beperkt tot de (niet beschikbare) omzetbonnen. Omdat ook geen vastleggingen van de kastransacties beschikbaar zijn ontbreken essentiële gegevens voor de uitvoering van het onderzoek.
Administratieplicht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen)
Ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR) is de ondernemer verplicht een zodanige administratie te voeten alsmede aantekening te houden, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen alsmede voor de heffing van belasting van belang zijnde gegevens uit zijn boeken, bescheiden en andere gegevensdragers duidelijk blijken. Ook is de ondernemer verplicht om de administratie alsmede aantekeningen gedurende zeven jaren te bewaren. Gezien de organisatie van de kasadministratie (zie 2.5.2) voldoet [Y] niet aan de administratieplicht.
Bewaarplicht (artikel 52, lid 4 AWR)
Op 5 april 2011 is door de Belastingdienst aan u informatie verstrekt ten aanzien van de bewaarplicht en de administratieplicht.
De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard gebleven:
- Inkoopfacturen waterpijptabak;
- Omzetbonnen van de shisha lounge;
- Z-bonnen van de kassa;
- 2 facturen ten aanzien van de ICT leveringen vanuit België (…).
(…)
3 Controlebevindingen
Administratie
Ik heb meerdere malen verzocht om aanvullende bescheiden uit de administratie. Uiteindelijk heb ik op 15 september 2016 een verzoek om informatie in de vorm van een informatiebeschikking aan belanghebbende verzonden. Hierop heeft de boekhouder als volgt gereageerd:
“Een en ander is helaas niet goed bijgehouden de afgelopen jaren. De omzetbonnen en Z afslagen zijn dan niet compleet/aanwezig. Er zijn geen kopiefacturen aanwezig ten aanzien van de ICT-leveringen doordat de betreffende computer is gecrasht.”
Hierdoor heb ik niet voldoende informatie en zal ik de aanslag vaststellen aan de hand van de mij ter beschikking staande gegevens.
Afdracht op aangiften
Er zijn nooit aangiften accijns of verbruiksbelasting gedaan door [Y] .
Inkopen waterpijptabak
Op 5 april 2011 stelt de Belastingdienst vast dat er waterpijptabak wordt verkocht in café [Y] . In de administratie zijn wel bonnen met betrekking tot de inkoop van waterpijptabak aangetroffen maar deze zijn niet geboekt. Het gaat dan om de volgende bonnen:
Datum |
Leverancier |
Kilo |
28-1-2011 |
Onbekend |
8 |
16-6-2011 |
Onbekend |
? |
18-6-2011 |
Onbekend |
1 |
19-6-2011 |
Onbekend |
11 |
20-6-2011 |
Onbekend |
162 |
24-6-2011 |
Onbekend |
10 |
Totaal |
184 |
(…)
Inkopen houtskool
Houtskool is essentieel bij het aanbieden van een waterpijp. Zonder houtskool kun je geen waterpijptabak roken. Gebaseerd op de administratieve vastleggingen koopt belastingplichtige zeer onregelmatig houtskool in. Leveranties voor 29-7-2011 heb ik niet gezien terwijl er wel waterpijptabak is ingekocht (zie 3.2). Op 29 juli 2011 wordt er een zeer grote hoeveelheid houtskool ingekocht vanuit Egypte. Om deze hoeveelheid op te slaan huurt belastingplichtige twee boxen bij [A] (nummers 0011 en 5021) aan de [adres] te [plaats] .
Datum |
Leverancier |
Kilo |
29-7-2011 |
[leverancier 1] |
16.080 |
22-3-2013 |
[leverancier 2] |
150 |
31-8-2013 |
[leverancier 2] |
100 |
16-4-2014 |
[leverancier 2] |
100 |
Totaal |
16.430 |
De [leverancier 1] van 16.080 kilo met een waarde van € 9.648 is niet verantwoordt in het inkoopboek.
Voorraden
Belastingplichtige verwerft grote hoeveelheden houtskool en waterpijptabak. Er worden echter geen voorraadlijsten bijgehouden. Er wordt ook nooit geïnventariseerd, waarbij de aanwezige voorraad op enig moment wordt geteld. In de jaarrekeningen zijn geen voorraden houtskool of waterpijptabak opgenomen.
(…)
Conclusie inkopen
De administratie vertoont zodanig grote gebreken dat deze niet kan dienen als uitgangspunt voor mijn onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de accijnsaangiften. Hiervoor zal uitgegaan worden van het causale verband tussen de inkopen houtskool met de verkopen - en daaruit afgeleid - de inkopen waterpijptabak. Voor iedere dienst die geleverd wordt aan een klant die waterpijptabak wil roken is houtskool nodig.
Bij het aanbieden van de waterpijp wordt 20 gram houtskool en 20 gram tabak geleverd. Dit levert de berekening op:
Inkopen houtskool |
Verkopen Waterpijptabak |
|||
Datum |
Leverancier |
gram |
porties van 20 gram |
20 gram tabak per portie |
29-7-2011 |
[leverancier 1] |
16.080.000 |
804.000 |
16.080.000 |
22-3-2013 |
[leverancier 2] |
150.000 |
7.500 |
150.000 |
31-8-2013 |
[leverancier 2] |
100.000 |
5.000 |
100.000 |
16-4-2014 |
[leverancier 2] |
100.000 |
5.000 |
100.000 |
Totaal |
16.430.000 |
16.430.000 |
Op basis van deze berekening is tijdens de controleperiode ten minste 16.430 kg waterpijptabak ingekocht. Hierover zijn geen accijnsaangiften ingediend.