Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2040, 19/00649
Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2040, 19/00649
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 augustus 2020
- Datum publicatie
- 26 augustus 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:2040
- Zaaknummer
- 19/00649
Inhoudsindicatie
aanslag IB/PVV. Geen recht op pkv, omdat geen sprake is van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Bij het schatten van het inkomen mag immers een zekere ruwheid worden aanvaard.
Uitspraak
kenmerk 19/00649
11 augustus 2020
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde J.A. Klaver)
tegen de uitspraak van 13 maart 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3952 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 (ambtshalve) een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.484. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 369.
De inspecteur heeft - na daartegen gemaakt bezwaar - bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2018 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.484 en de verzuimboete in stand gehouden. De inspecteur heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 13 maart 2019 ook beslist op het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB 2015. Ten aanzien van de voorliggende zaak (inzake de aanslag IB 2016 met zaaknummer HAA 18/3952) heeft de rechtbank in de uitspraak van 13 maart 2019 als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
(…)
- -
-
verklaart het beroep met zaaknummer HAA 18/3952 gegrond;
- -
-
vernietigt in de zaak met nummer HAA 18/3952 het bestreden besluit met instandlating van de rechtsgevolgen;
- -
-
veroordeelt verweerder in de zaak met nummer HAA 18/3952 in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024;
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 in de zaak met nummer HAA 18/3952 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 april 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft in ten aanzien van de voorliggende zaak (inzake de aanslag IB 2016) de volgende feiten vastgesteld:
“Beide zaken
1. Eiseres is woonachtig in [plaats]. Zij is getrouwd met de heer [Y] (hierna: de echtgenoot). Samen hebben zij drie kinderen die in de onderhavige jaren thuis woonden.
(…)
HAA 18/2952 (2016)
12. Bij brief met dagtekening 28 februari 2017 is eiseres uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2016. Op 12 juni 2017 is eiseres herinnerd aan het doen van aangifte IB/PVV 2016, waarbij is gewezen op de mogelijkheid dat een boete wordt opgelegd.
13. Verweerder heeft eiseres met dagtekening 11 juli 2017 een aanmaning verzonden om alsnog aangifte IB/PVV 2016 te doen. In de aanmaning heeft verweerder eiseres erop gewezen dat een boete zal worden opgelegd als de aangifte niet uiterlijk 25 juli 2017 is ontvangen. Eiseres heeft geen aangifte IB/PVV 2016 gedaan.
14. Verweerder heeft met dagtekening 14 maart 2018 de aanslag IB/PVV 2016 ambtshalve vastgesteld waarbij tevens de boetebeschikking en de beschikking belastingrente zijn vastgesteld. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 21.484 en bestaat uit € 10.000 aan winst uit onderneming en € 11.484 aan looninkomsten.
15. Bij brief van 23 april 2018 heeft de gemachtigde van eiseres pro forma bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag en beschikkingen.
16. Eiseres is in de gelegenheid gesteld vóór 12 juli 2018 de motivering van het bezwaar in te dienen.
17. Op 20 juni 2018 heeft eiseres via een aangifteformulier gegevens verstrekt. In de verstrekte gegevens is een verzamelinkomen vermeld van € 11.484 (looninkomsten). Gelijk met de verstrekte gegevens heeft de gemachtigde van eiseres een nadere motivering van het bezwaar gegeven. Daarin is verzocht de aanslag te verminderen overeenkomstig de ingediende gegevens en de verzuimboete te vernietigen. Tevens is daarin verzocht om toekenning van een kostenvergoeding.
18. Met dagtekening 31 juli 2018 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning is verminderd tot op € 11.484 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. Er is geen beslissing gegeven op het verzoek van eiseres om toekenning van een kostenvergoeding. Een hoorgesprek heeft niet plaatsgevonden.
19. Namens eiseres is haar gemachtigde hiertegen op 3 september 2018 (ontvangen door de rechtbank op 4 september 2018) in beroep gekomen.
20. Op 5 november 2018 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres per brief voorgesteld om een kostenvergoeding van € 500 toe te kennen en het griffierecht van € 46 te vergoeden onder de voorwaarde dat eiseres de beroepen intrekt. In een latere e-mail heeft verweerder het bedrag van € 500 als volgt gespecificeerd: 1 punt voor bezwaar (€ 249) en 0,5 punt voor beroep (€ 250,50). De gemachtigde van eiseres is met dit voorstel niet akkoord gegaan.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in beroep in eerste aanleg is in geschil of belanghebbende recht heeft op de proceskostenvergoeding voor de kosten van het bezwaar. In hoger beroep is de verzuimboete geen geschilpunt meer.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.