Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2082, 18/00802

Gerechtshof Amsterdam, 28-07-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2082, 18/00802

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 juli 2020
Datum publicatie
19 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:2082
Zaaknummer
18/00802

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting, specifieke zorgkosten. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kosten op belanghebbende hebben gedrukt.

Uitspraak

kenmerk 18/00802

28 juli 2020

uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 16 november 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/1816 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.791.

1.2.

De inspecteur heeft - na daartegen gemaakt bezwaar - bij uitspraak op bezwaar van 8 maart 2018 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.787.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 16 november 2018 het volgende beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 14.786

- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 december 2018 en nader gemotiveerd bij brief van 25 januari 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres heeft op 20 maart 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.164. Dit bedrag is opgebouwd uit looninkomsten uit een WIA-uitkering van € 14.593 waarop een bedrag aan specifieke zorgkosten van € 1.429 in mindering is gebracht.

2. Met dagtekening 25 juni 2016 is, conform de ingediende aangifte, een voorlopige aanslag IB/PVV 2015 aan eiseres opgelegd.

3. Per brief van 25 juni 2016 heeft verweerder een verzoek om informatie naar eiseres gestuurd. Eiseres is hierin verzocht om schriftelijk te reageren vóór 16 juli 2016. Per brief van 1 juli 2016 is deze termijn verlengd tot 23 juli 2016. Eiseres heeft niet gereageerd.

4. Per brief van 20 september 2016 heeft verweerder zijn voornemen tot afwijking van de ingediende aangifte kenbaar gemaakt. In de brief is eiseres de mogelijkheid geboden schriftelijk dan wel mondeling te reageren vóór 4 oktober 2016.

5. Hierop heeft de gemachtigde van eiseres per brief van 23 december 2016 gereageerd. Bij de brief is een specificatie van de zorgkosten 2015 overgelegd, alsmede een overzicht zorgkosten over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, kopieën van kwitanties van [naam apotheken] .

6. Bij brief van 10 mei 2017 kondigt verweerder aan af te zullen wijken van de ingediende aangifte. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Uitkeringen

In de aangifte heeft uw cliënte geen bedrag aangegeven voor uitkeringen die uw cliënte heeft ontvangen van [instantie] Een uitkering is een onderdeel van het inkomen dat in de aangifte moet worden vermeld. Uit mijn informatie blijkt dat zij een bedrag van € 533 aan uitkeringen heeft ontvangen. Omdat dit bedrag niet is aangegeven, is het totaal van de inkomsten uit loondienst te laag. Ik wijk op dit punt van de aangifte af met een bedrag van € 533 en verreken de ingehouden loonheffing van € 12.

Persoonsgebonden aftrek

Specifieke zorgkosten: vervoerskosten

In de aangifte is als specifieke zorgkosten een bedrag meegeteld van € 344. Uit uw informatie blijkt dat € 196 betrekking heeft op epileren. Ik verwijs u naar de volgende onderstaande rubriek. Dit betekent dat het meegetelde bedrag voor uitgaven voor vervoer te hoog is.

Overige vervoerskosten zijn niet aangetoond, ik stel dit op € 25.

Specifieke zorgkosten:

In de aangifte hebt u als specifieke zorgkosten een bedrag meegeteld voor de kosten van epileren.

De kosten van een dergelijke behandeling zijn alleen aftrekbaar als uw cliënte is behandeld door een arts of specialist of als de behandeling plaatsvond na verwijzing, onder toezicht en begeleiding van een arts of specialist. Uit uw informatie blijkt dat de behandeling niet aan deze voorwaarde voldoet. Dit betekent dat u voor de uitgaven van deze behandeling geen bedrag mag meetellen.

2 Verdere afhandeling

Ik stel de aftrek vast op:

- Geneeskunde (tandarts) € 29

- Medicijnen € 55

- Vervoer € 25

- Kleding € 310

- Verhoging € 156

- Drempel € 240

- Aftrek € 335.

In de aangifte is € 1.472 verrekend, ik wijk hiervan af met € 1.137.

Het belastbaar inkomen stel ik vast op € 14.791.”

7. Met dagtekening 11 mei 2017 is de aanslag opgelegd overeenkomstig de hiervoor onder 6 vermelde brief.

8. Op 21 juni 2017 heeft eiseres hiertegen bezwaar gemaakt. Op 19 januari 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden op het kantoor van de Belastingdienst.

9. Naar aanleiding van het hoorgesprek heeft verweerder op 25 januari 2018 een verzoek om meer informatie naar eiseres gestuurd.

10. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 8 februari 2018. Bij de brief is een brief van Univé gevoegd met daarbij een overzicht zorgkosten over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 alsmede een afdruk van het vergoedingenoverzicht.

11. Met dagtekening 8 maart 2018 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. De motivering van de uitspraak op bezwaar is per brief van 21 februari 2018 aan eiseres gestuurd. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

Beoordeling van uw bezwaar

Specifieke zorgkosten; medicijnen

(…)

Bij het vaststellen van de aanslag is de aftrek medicijnen vastgesteld op € 55.

(…)

Tijdens het hoorgesprek van 19 januari 2018 hebt u aangegeven dat op dit punt geen sprake meer is van een geschil. De aftrek medicijnen is eerder te hoog dan te laag vastgesteld.

Specifieke zorgkosten; vervoerskosten

(…)

Bij het vaststellen van de aanslag is de aftrek vervoerskosten vastgesteld basis van onderliggende stukken op € 25.

(…)

Aangezien uw cliënt volgens onze gegevens geen auto heeft in 2015, kan ik tevens niet beoordelen hoe de extra kosten voor vervoer door uw cliënte zijn gemaakt. Ik handhaaf de aftrek vervoerskosten dan ook op € 25.

Specifieke zorgkosten; kleding en beddengoed

De specificatie bij uw brief van 23 december 2016 vermeldt u een bedrag van € 310 voor kleding en beddengoed. Bij het vaststellen van de aanslag is de aftrek voor kleding en beddengoed verleend.

Specifieke zorgkosten; medische hulp

(…)

Bij het vaststellen van de aanslag is de aftrek medische hulp vastgesteld op € 29.

Op basis van de onderliggende stukken kan ik opmaken dat de zorgverzekeraar voor een bedrag van € 42,03 (afgerond € 43) aan tandartskosten niet heeft vergoed. Dit komt in aanmerking als aftrek voor medische hulp.

Tijdens het hoorgesprek van 19 januari 2018 hebt u een verklaring van de huisarts overgelegd waaruit ik kan opmaken dat uw cliënt op medische indicatie naar een epilatiecentrum dient te gaan.

In mijn brief van 25 januari 2018 heb ik u in de gelegenheid gesteld om de onderliggende nota’s van de epilatiekosten ad € 500 en een kopie van de zorgpolis 2015 van uw cliënte op te sturen. Op 9 februari 2018 heb ik van u een reactie ontvangen. In uw reactie geeft u aan dat uw cliënte geen vergoedingen heeft ontvangen van de zorgverzekeraar voor de gemaakte kosten. Dit is volgens u te herleiden naar de bijgevoegde declaratieoverzicht van de zorgverzekeraar.

Uit het vergoedingsoverzicht van Univé (zie bijlage) kan ik opmaken dat vanuit een aanvullende verzekering dat epilatiekosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Omdat ik niet de gevraagde nota’s en de zorgpolis van uw cliënte heb ontvangen, kan ik niet beoordelen of de kosten op uw cliënte drukken in 2015. Bij het vaststellen van de aanslag zal ik de aftrek medische hulp vaststellen op € 43 in verband met de gemaakte kosten voor de tandarts.

Drempel specifiek zorgkosten

Bij het vaststellen van de aanslag is het drempelinkomen van uw cliënte gewijzigd van € 14.593 naar € 15.126 vanwege dat de uitkering van [instantie] mee is genomen in de berekening. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de drempel voor de aftrek specifieke zorgkosten. Ik stel de drempel voor de specifieke zorgkosten van € 240 nu vast op € 250.

Resume specifieke zorgkosten

Ik stel de aftrek specifieke zorgkosten als volgt vast:

(…)

Aftrek specifieke zorgkosten € 339

(…)

Verzoek kostenvergoeding

Uw cliënt heeft recht op een kostenvergoeding voor dit bezwaar. (…).

(…)

Indienen van het bezwaar (weging 1 punt) € 249

Verschijnen op een hoorzitting (weging 1 punt) € 249

+ ------------

€ 498”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

In hoger beroep heeft belanghebbende twee ‘afdrukken dossieronderdeel’ van [naam] (vrouwenarts) betreffende belanghebbende overgelegd, gedagtekend 15 oktober 2005 en 27 december 2007. In het schrijven van 27 december 2007 is, voor zover van belang, opgenomen:

“Geachte collega,

(…)

Patiente is bekend met een forse endometriose, waaraan zij door mij werd geopereerd. Aansluitend zijn wij begonnen met het doorslikken van de pil, Microgynon 30, om een amenorrhoe te bewerkstelligen.

(…)

Patiente zal doorgaan met het gebruik van deze anticonceptiepil. Op 21-12-2007 nam ik afscheid van haar.”

3 Geschil in hoger beroep

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing