Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2321, 19/01591

Gerechtshof Amsterdam, 09-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2321, 19/01591

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 juni 2020
Datum publicatie
26 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:2321
Zaaknummer
19/01591

Inhoudsindicatie

IB/PVV; geen schending hoorplicht; nabetalingen zijn belast in jaar waarin ze zijn ontvangen.

Uitspraak

kenmerk 19/01591

9 juni 2020

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(advocaat-gemachtigde: mr. J.R.R. Oevering)

tegen de uitspraak van 23 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1118 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 juni 2018 aan belanghebbende voor het jaar

2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.037.

1.2.

De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 1 februari 2019, afgewezen en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 23 september 2019 heeft de rechtbank het door belanghebbende

ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 23 oktober 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Beide partijen hebben het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Bij faxbericht van 27 mei 2020 heeft mr. J.R.R. Oevering zich gesteld als advocaat-gemachtigde. Deze uitspraak zal daarom aan deze gemachtigde worden gezonden.

2 Feiten

Het Hof stelt de feiten als volgt vast.

2.1.

Belanghebbende heeft op 28 augustus 2017 aangifte IB/PVV 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.189. Hierin zijn de volgende posten begrepen:

Loon [A B.V.] € 12.370

UWV 2.107

UWV 786

Gemeente [Z] 12.713

Gemeente [Z] 1.213

€ 29.189

2.2.

Belanghebbende heeft op 1 november 2017 de aangifte IB/PVV 2016 herzien naar een verzamelinkomen € 16.476. Hierin zijn de volgende posten begrepen:

Loon [A B.V.] € 12.370

UWV 2.107

UWV 786

Gemeente [Z] 1.213

€ 16.476

2.3.

Op 9 april 2018 bericht de inspecteur belanghebbende. In het schrijven is onder meer opgenomen:

“Uw werkgever(s) en/of uitkeringsinstantie(s) hebben ook loongegevens doorgegeven aan de belastingdienst. Deze gegevens vindt u in de bijlage LOONGEGEVENS. Uit deze loongegevens blijkt:

- dat u in 2016 in totaal € 34.037 hebt ontvangen aan inkomsten uit loon of uitkering;

- dat hierop in totaal € 7.788 aan loonheffing is ingehouden.”

In de bijlage zijn de volgende posten genoemd:

Loon

[A B.V.] € 12.370

UWV 4.848

Gemeente [Z] 13.926

UWV 2.893

De aanslag IB/PVV 2016 is op 29 juni 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.037.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een schrijven van 10 oktober 2016 van het hoofd van de afdeling Werk en Inkomen, namens het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente [Z] , aan belanghebbende waarin wordt besloten belanghebbende een bijstandsuitkering toe te kennen voor de periode van 16 september 2014 tot en met 30 mei 2015.

2.5.

Voorts is bij de gedingstukken een aan belanghebbende gerichte jaaropgaaf (gedateerd februari 2017) van de Gemeente [Z] betrekking hebbende op het jaar 2016 opgenomen; hierop is een fiscaal loon van € 13.927 vermeld.

2.6.

Tot de gedingstukken behoren ook twee stukken met de aanhef “Details inkomstenverhouding” betreffende belanghebbende en de Gemeente [Z] (inhoudingsplichtige). Hierin is vermeld dat voor belanghebbende door de Gemeente [Z] (als inhoudingsplichtige) voor het belastingjaar 2016 de volgende nader gespecificeerde bedragen zijn genoteerd:

- loon € 1.213 uit een “inkomstenverhouding” van 1 maart 2016 tot 1 juni 2016;

- loon € 12.713 uit een “inkomstenverhouding” van 16 september 2014 tot 29 mei 2015.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de hoorplicht is geschonden en of de aanslag niet te hoog is vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing