Gerechtshof Amsterdam, 22-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2540, 19/01551
Gerechtshof Amsterdam, 22-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2540, 19/01551
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 september 2020
- Datum publicatie
- 30 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:2540
- Zaaknummer
- 19/01551
Inhoudsindicatie
Heeft zich ten aanzien van belanghebbende als gevolg van de vermogensrendementsheffing over 2017 een individuele en buitensporige last voor gedaan als bedoeld in artikel 1 EP?
Uitspraak
kenmerk 19/01551
22 september 2020
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: L. Veldman (L. Veldman Praktijk B.V.),
tegen de uitspraak van 10 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1120 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 29 juni 2018 aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.419 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.988.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 6 februari 2019, de aanslag gehandhaafd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 oktober 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 2. Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’):
“1. Eiseres heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2017 gedaan naar een inkomen uit werk en woning van € 24.146 en een voordeel uit sparen en beleggen van € 1.988.
2. Voor het jaar 2017 heeft het volgende te gelden ten aanzien van eiseres:
AOW € 14.754
Pensioeninkomsten € 9.392 +
Inkomen uit werk en woning € 24.146
Persoonsgebonden aftrek box 1 € 1.727 -
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 22.419
Ib in box 1 € 2.098
Pvv € 2.185
Bank- en spaartegoeden per 1 januari € 94.284
Heffingvrij vermogen € 25.000 -
Rendementsgrondslag € 69.284
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen € 1.988
Inkomstenbelasting (ib) in box 3 € 596
Ib in box 1 € 2.098
Pvv € 2.185 +
Ib in box 3 € 596 +
Heffingskortingen € 2.822 -
Ib/pvv € 2.057
Loonheffing € 1.744 -
Te betalen op de aanslag € 313
3. Eiseres heeft in 2017 € 341 aan rente ontvangen. In 2018 ontving zij € 80 aan rente.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Zij heeft gesteld dat sprake is van een individuele en excessieve last in strijd met het eigendomsrecht van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 van het EP). Daarbij heeft zij zich beroepen op de uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam van 16 januari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:83, en van 23 januari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:146.
5. Een deel van het bezwaar betreft de rechtsvraag of de vermogensrendementsheffing in 2017, uitgaande van de forfaitaire elementen van het stelsel, op regelniveau in strijd is met artikel 1 van het EP, zonder dat de schending van de fair balance op het niveau van de individueel belastingplichtige wordt beoordeeld, of met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM. Verweerder heeft bij brief van 6 oktober 2018 aan eiseres meegedeeld dat haar bezwaar zal worden gesplitst. Het deel met betrekking tot de voornoemde rechtsvragen
wordt aangewezen als massaal bezwaar in de zin van artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr), overeenkomstig het Besluit aanwijzing bezwaarschriften tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting 2017 als massaal bezwaar van de Staassecretaris van Financiën van 7 juli 2018, nr. 2018-12775. Het andere deel wordt behandeld als individueel bezwaar. Bij de uitspraak op bezwaar is het individuele bezwaar afgewezen.”
Partijen hebben tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten geen bezwaren gericht. Het Hof zal derhalve eveneens van deze feiten uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of zich ten aanzien van belanghebbende als gevolg van de vermogensrendementsheffing over 2017 een individuele en buitensporige last voordoet als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM; hierna: artikel 1 EP).