Gerechtshof Amsterdam, 06-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:269, 18/00726
Gerechtshof Amsterdam, 06-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:269, 18/00726
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 februari 2020
- Datum publicatie
- 19 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:269
- Zaaknummer
- 18/00726
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Specifieke zorgkosten. Ondanks beroep gegrond geen proceskostenvergoeding voor fase hoger beroep.
Uitspraak
kenmerk 18/00726
6 februari 2020
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: J.A. Klaver)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/1808 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.481. Tevens is belanghebbende bij beschikking op hetzelfde aanslagbiljet € 28 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2018 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.471. Hij heeft de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 14 november 2018 op het tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar ingestelde beroep als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de belastingaanslag zoals vastgesteld na uitspraak op bezwaar;
- vermindert de beschikking belastingrente tot € 27 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 december 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2020. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, voornoemd, en van de zijde van de inspecteur zijn verschenen mr. M. Gomes en R. Amanchar. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Het Hof stelt de volgende feiten vast:
Belanghebbende is geboren op 5 oktober 1962.
Belanghebbende heeft twee kinderen, waaronder een zoon die op 4 maart 2009 geboren is (hierna: de Zoon).
Op 1 maart 2016 heeft belanghebbende in zijn aangifte IB voor het jaar 2015 een belastbaar inkomen uit werk en woning opgegeven ten bedrage van € 17.026. In de aangifte is een bedrag van € 2.907 aan aftrek in verband met specifieke zorgkosten opgenomen. De specifieke zorgkosten bestaan onder andere uit extra uitgaven voor kleding en beddengoed vanwege incontinentie van de Zoon. Belanghebbende claimt daarvoor een aftrek van € 310. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur deze aftrek niet geaccepteerd.
Belanghebbende heeft in beroep een verklaring van de huisarts overgelegd (hierna: eerste verklaring), gedagtekend 28 februari 2018. In deze verklaring is onder andere het volgende vermeld:
“Dhr./ [naam]
Geb 4-3-2009
lijdt aan incontinentie/”
In hoger beroep heeft belanghebbende een nieuwe verklaring van de huisarts (hierna: tweede verklaring) overgelegd, gedagtekend 28 februari 2018, waarin het volgende staat vermeld:
“De heer/ [naam]
Geboortedatum: 4-3-2009
Lijdt aan incontinentie/onbedoeld vochtverlies.”
In de verklaring is de volgende tekst met de hand bijgeschreven:
“vanaf geboorte tot heden”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op een aftrek van € 310 als gevolg van uitgaven voor extra kleding en beddengoed in verband met incontinentie van de Zoon. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op proceskostenvergoeding voor het hoger beroep.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.