Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2890, 19/00087

Gerechtshof Amsterdam, 29-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2890, 19/00087

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 september 2020
Datum publicatie
30 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:2890
Zaaknummer
19/00087

Inhoudsindicatie

Wet waardering onroerende zaken; compromis ter zitting

Uitspraak

kenmerk 19/00087

29 september 2020

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: J. Keijman (WOZ Consultants),

tegen de uitspraak van 21 december 2018 in de zaak met kenmerk AMS 18/2332 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken met dagtekening 31 januari 2017 de waarde van de onroerende zaken [1] en [2] te [Z] voor het belastingjaar 2017 vastgesteld op achtereenvolgens € 717.000 en € 259.000. Tegelijk zijn de aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2017 bekendgemaakt (eigenaar: [1] en [2] ; gebruiker: [1] ).

1.2.

De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 14 februari 2018 de vastgestelde waarden en daarop gebaseerde belastingaanslagen gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 21 december 2018 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft op 1 februari 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft bij brief van 14 juni 2019 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2020. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd. Namens de heffingsambtenaar is verschenen mr. H. Oderkerk, bijgestaan door C.W. van Lawick (taxateur).

2 Overwegingen

2.1.

Partijen hebben ter zitting ter beëindiging van het geschil overeenstemming bereikt, en wel in die zin dat:

- de waarde van de onroerende zaak [1] wordt verlaagd tot

€ 635.000 ;

- de waarde van de onroerende zaak [2] wordt verlaagd tot € 231.000;

- de aanslagen onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig worden verminderd;

- de heffingsambtenaar de proceskosten van belanghebbende vergoedt, door het Hof nader vast te stellen met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).

2.2.1.

De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit.

2.2.2.

Voor het onderhavige geval zijn dat in de eerste plaats de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief vast op in totaal € 2.622

(bezwaarfase: 1 punt bezwaarschrift (€ 261) + 1 punt voor hoorzitting (€ 261) x 1 (wegingsfactor); beroepsfase: 1 punt beroepschrift (€ 525) + 1 punt verschijnen ter zitting (€ 525) x 1 (wegingsfactor); hoger beroepsfase: 1 punt hoger beroepschrift (€ 525) + 1 punt verschijnen ter zitting (525) x 1 (wegingsfactor)).

2.2.3.

Voorts komen de in artikel 1 onderdeel b van Besluit vermelde kosten van het door de taxateur opgestelde taxatierapport voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor het opstellen van het rapport bedraagt € 128, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties.

2.3.

Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

3 Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het beroep gegrond;

- verlaagt de waarde van de onroerende zaak [1] tot € 635.000;

- verlaagt de waarde van de onroerende zaak [2] tot € 231.000;

- vermindert de aanslagen onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig;

- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van in totaal € 2.750, en

- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van in totaal € 172 vergoedt.

De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter van de belastingkamer, H.E. Kostense en R.C.H.M. Lips, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van

mr. C. Lambeck als griffier. De beslissing is op 29 september 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie in stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.