Gerechtshof Amsterdam, 02-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3676, 19/01248
Gerechtshof Amsterdam, 02-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3676, 19/01248
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 december 2020
- Datum publicatie
- 6 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:3676
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1335, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 19/01248
Inhoudsindicatie
watersysteemheffing; zuiveringsheffing; ontvankelijkheid hoger beroep
Uitspraak
kenmerk 19/01248
2 december 2020
uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , te [Y] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 1 juli 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3772 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens de Verordening watersysteemheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: de verordening) met dagtekening 31 mei 2018 voor de hierna te noemen objecten (hierna: de objecten) de eveneens hierna te noemen aanslagen (hierna: de aanslagen) opgelegd:
Watersysteemheffing
[onroerende zaak] te [Y] (gebouwd eigenaren) € 139,79
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) € 180,09
[sectie 2] (ongebouwd eigenaren) € 298,16
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) € 1.096,79
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) € 1.156,57
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) € 771,55
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) € 775,66
[onroerende zaak] te [Y] (gebruikers) € 102,02
Zuiveringsheffing
[onroerende zaak] te [Y] (woonruimte) € 161,58
De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van
19 juli 2018 de aanslagen gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 1 juli 2019 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank met dagtekening 10 augustus 2019 een hogerberoepschrift ingediend, ingekomen bij het Hof op 13 augustus 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2020. Aldaar is verschenen de belanghebbende voornoemd, tezamen met zijn echtgenote, [echtgenote] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [A] [B] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’):
“1. Eiser heeft woonplaats in het gebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier dan wel is eigenaar van de in de aanslagen vermelde (on)gebouwde onroerende zaken.
2. Voor het object [onroerende zaak] is de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 293.000.
De hierna te noemen objecten hebben de eveneens hierna te noemen oppervlakten:
opp
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) 16.670 m²
[sectie 2] (ongebouwd eigenaren) 27.600 m²
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) 101.526 m²
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) 107.060 m²
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) 71.420 m²
[sectie 1] (ongebouwd eigenaren) 71.800 m²”
Het Hof zal in het hierna volgende van deze feiten uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslagen, voor zover het betreft de aanslagen watersysteemheffing gebouwd eigenaren, ongebouwd eigenaren en gebruikers, terecht zijn opgelegd.