Gerechtshof Amsterdam, 02-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3678, 19/01774
Gerechtshof Amsterdam, 02-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3678, 19/01774
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 december 2020
- Datum publicatie
- 6 januari 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:3678
- Zaaknummer
- 19/01774
Inhoudsindicatie
Wet waardering onroerende zaken; compromis ter zitting
Uitspraak
kenmerk 19/01774
2 december 2020
uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , te [Y] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 20 november 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/595 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de Gemeenschappelijke Regeling Cocensus, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken met dagtekening 28 februari 2018 de waarde van de onroerende zaak [onroerende zaak] te [Y] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 293.000. Tegelijk (op één aanslagbiljet verenigd) zijn de aanslagen onroerendezaakbelastingen en afvalstoffenheffing voor het jaar 2018 bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van
20 december 2018 de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde alsook de onder 1.1. vermelde belastingaanslagen gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 20 november 2019 het tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 31 december 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2020. Aldaar is verschenen de belanghebbende, voornoemd, tezamen met zijn echtgenote, [echtgenote] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen [A] .
2 Overwegingen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2018.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis ter beëindiging van het geschil overeenstemming bereikt, en wel in die zin dat:
De waarde van de onroerende zaak voor het onderhavige jaar wordt verlaagd met een aanvullende korting van € 15.000 vanwege hinder veroorzaakt door de kippenboerderij gelegen aan de [nabij gelegen onroerende zaak] te [Y] . Deze korting is tussen partijen overeengekomen in verband met het door belanghebbende in hoger beroep overgelegde nader stuk van de Omgevingsdienst NHN, welk stuk berichtgeving betreft aan [nabij gelegen onroerende zaak] inzake een op dat adres uitgevoerde milieucontrole en de daarbij geconstateerde overtredingen. Ter zitting is tevens overeengekomen dat deze aanvullende korting alleen ziet op het jaar 2018 en als zodanig geen invloed uitoefent op komende belastingjaren, dit conform de methodiek van de Wet WOZ waarbij slechts per kalenderjaar de waarde kan worden bezien en vastgesteld.
Op grond van het voorgaande komt de waarde van de onroerende zaak voor 2018 uit op € 293.000 minus de aanvullende korting van € 15.000 = € 278.000. Hierbij merkt het Hof op dat de door de heffingsambtenaar reeds toegepaste korting ad € 55.000 is verdisconteerd in de waarde van € 293.000 zoals vastgesteld bij beschikking van 28 februari 2018 (zie 1.1.).
Hieruit volgt dat de waarde van de onroerende zaak dient te worden verminderd tot een bedrag van € 278.000. De aanslag onroerendezaakbelastingen 2018 dient dienovereenkomstig te worden verminderd.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.
3 (Proces)kosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling van de heffingsambtenaar in de (proces)kosten.