Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:382, 18/00444

Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:382, 18/00444

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 januari 2020
Datum publicatie
19 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:382
Zaaknummer
18/00444
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 12a

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; de inspecteur heeft terecht op de voet van artikel 12a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 een bedrag als loon in aanmerking genomen. Namens belanghebbende is niet aannemelijk gemaakt dat een lager loon gebruikelijk is.

Uitspraak

Kenmerk 18/00444

28 januari 2020

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X Ltd.] , statutair gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, belanghebbende,

(gemachtigde: R. Erdem),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/984 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 oktober 2016 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 7.901.

1.2.

Na tegen de hiervoor vermelde naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 januari 2017, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 6 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen namens belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak namens belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 augustus 2018, aangevuld bij brief van 21 augustus 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2020. Aldaar zijn verschenen namens de inspecteur drs. Ö. Kat, tot bijstand vergezeld van C.J. Mouter, mr. drs. B.J.E. Lodder en mr. I.H.G.M Seijben. Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 27 november 2019 verzonden naar het door de gemachtigde in het (hoger) beroepschrift genoemde adres ( [...] te [...] ), is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 28 november 2019 bezorgd op voormeld adres en is voor de ontvangst getekend. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiseres is een naar Angelsaksisch recht opgerichte vennootschap waarvan het kapitaal in aandelen is verdeeld. Eiseres is statutair gevestigd in het Verenigd Koninkrijk.

2. Eiseres houdt zich bezig met (arbeidsbemiddeling met het oog op) zorgverlening aan particulieren en met verhuur van accommodatie.

3. Enig bestuurder en aandeelhouder van eiseres is [Y] (hierna: de dga). Zij woont in Nederland.

4. De dga is gehuwd met [X] .

5. Voor het jaar 2015 is aan de dga een persoonsgebonden budget toegekend.

6. De dga heeft bij de verantwoording over de besteding van haar persoonsgebonden budget 2014 eiseres als zorgverlenende instantie aangemerkt.

7. Eiseres heeft in de aangifte loonheffingen 2015 aangegeven € 18.600 loon te hebben vergoed aan [X] .

8. Eiseres heeft in 2015 aan [X] een auto met kenteken [..-..-..] ter beschikking gesteld.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de (mogelijke) toepassing van artikel 12a Wet op de loonbelasting 1964 - hierna: Wet LB 1964 (de gebruikelijk loonregeling).

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen hij daaraan ter zitting heeft toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing