Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3857, 19/00017
Gerechtshof Amsterdam, 03-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3857, 19/00017
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 3 december 2020
- Datum publicatie
- 24 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:3857
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:870, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/00017
Inhoudsindicatie
Bpm; toepassing Unierecht; ontvankelijkheid bezwaar; procedurele grieven; rentevergoeding; griffierecht; proceskostenvergoeding
Uitspraak
kenmerk 19/00017
3 december 2020
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)
tegen de uitspraak van 13 december 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/2433 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 17 juli 2017 aan belanghebbende
een kennisgeving vermindering naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) verzonden.
De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 20 april 2018 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak
van 13 december 2018 als volgt op het beroep beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen de brief van 17 juli 2017 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 501;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.”
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is
bij het Hof ingekomen op 3 januari 2019 en is aangevuld bij brief van 14 januari 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 26 augustus 2020 zijn partijen uitgenodigd voor een
regiezitting op 30 september 2020. Bij faxbericht van 2 september 2020 heeft belanghebbende een verzoek ingediend tot wraking van de op de uitnodiging vermelde raadsheren. De wrakingskamer van het Hof heeft het wrakingsverzoek bij uitspraak van 22 september 2020 afgewezen.
Op 30 september 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
Op 16 november 2020 is van belanghebbende een pleitnota ontvangen.
Op 26 november 2020 is, vóór aanvang van de zitting, van belanghebbende per e-mail een aanvullende pleitnota ontvangen, welke pleitnota betrekking heeft op alle ter zitting te behandelen zaken, ook betreffende andere belanghebbenden (zie 1.9). Deze pleitnota is voor aanvang van de zitting door de griffier per e-mail doorgestuurd naar de inspecteur.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met kenmerken 18/00672, 18/00716 en 18/00717, 18/00718 en 18/00719, 18/00720, 19/00014 t/m 19/00016, 19/00026 en 19/00027, 19/00028 en 19/00029, 19/00030 en 19/00031, 19/00039, 19/00779 en 19/00780, betreffende in hoofdzaak dezelfde geschilpunten, maar andere belanghebbenden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. Eiser heeft op 11 april 2014 aangifte gedaan van de door hem ter zake van de registratie van een personenauto op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) verschuldigde belasting. Het betreft een personenauto van het merk en type BMW 535 Touring High Excutive. Het verschuldigde bedrag aan BPM bedraagt € 7.912.
2. Aan eiser is met dagtekening 20 oktober 2014 een naheffingsaanslag BPM opgelegd. Verweerder heeft het bedrag van de naheffingsaanslag vastgesteld op € 282.
3. Bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2017 heeft verweerder de naheffingsaanslag vernietigd. Naar aanleiding van deze uitspraak is de kennisgeving vermindering naheffingsaanslag BPM met dagtekening 17 juli 2017 aan eiser verstuurd. Daarin staat dat de naheffingsaanslag wordt verminderd met € 282. Ook staat er dat de belastingrente € 0 bedraagt.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Belanghebbende heeft in hoger beroep een aantal grieven aangevoerd betreffende de vergoeding van immateriële schade, de vergoeding van rente, het (niet) vooraf horen in de bezwaarfase, de proceskostenvergoeding, en de hoogte van het griffierecht. De inspecteur heeft alle standpunten van belanghebbende gemotiveerd weersproken.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.