Gerechtshof Amsterdam, 15-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3947, 19/00552
Gerechtshof Amsterdam, 15-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3947, 19/00552
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 15 september 2020
- Datum publicatie
- 28 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:3947
- Zaaknummer
- 19/00552
Inhoudsindicatie
De Wet IB 2001 voorziet niet in de door belanghebbende gevraagde compensatie.
Uitspraak
Kenmerk 19/00552
15 september 2020
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[A] , wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 19 februari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3703 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 2 maart 2018 voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.558 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.936.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar (d.d. 12 juli 2018) het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende vermeld als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiser is 50% eigenaar van de onroerende zaak [A-straat 1] te [Y] . De WOZ-waarde voor 2016 bedraagt € 99.000. Eiser heeft in zijn aangifte een bedrag van € 49.500 vermeld.
2. Eiser is eigenaar van de onroerende zaak [A-straat 19] te [Y] . De WOZ-waarde voor 2016 bedraagt € 75.000. Eiser heeft in zijn aangifte dit bedrag vermeld.
3. Eiser heeft bezwaar en beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikkingen van bovengenoemde onroerende zaken. Rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep bij uitspraak van 5 juni 2018 (ECLI:NL:RBNNE:2018:2533) ongegrond verklaard.
4. Eiser heeft aangifte ib/pvv 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.558 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.936.
5. Verweerder heeft de aanslag ib/pvv 2016 vastgesteld conform de ingediende aangifte.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op een vermindering van de aanslag. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend; de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.