Gerechtshof Amsterdam, 20-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:522, 18/00469
Gerechtshof Amsterdam, 20-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:522, 18/00469
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 februari 2020
- Datum publicatie
- 26 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:522
- Zaaknummer
- 18/00469
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Specifieke zorgkosten. In hoeverre hebben reiskosten in verband met medische behandelingen op belanghebbende gedrukt?
Uitspraak
Kenmerk 18/00469
20 februari 2020
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: M. Collij)
tegen de uitspraak van 5 juli 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/5684 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 23 december 2016 aan belanghebbende voor het
jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.359.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 23
november 2017, de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.278.
Bij uitspraak van 5 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende
ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof
ingekomen op 14 augustus 2018 en is aangevuld bij brieven bij het Hof ingekomen op 18 september 2018, 20 december 2018 en 17 januari 2020. De nadere stukken zijn in afschrift aan de inspecteur verstrekt. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2020. Namens belanghebbende is verschenen haar gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen V.D.R.M. Van Schijndel en mr. W. van Wendel de Joode. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’) de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres heeft in 2015 inkomsten voor een bedrag van € 27.359.
2. Eiseres is niet in het bezit van een auto.
3. Op 29 februari 2016 heeft eiseres haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend. In haar aangifte heeft eiseres in totaal € 2.331 aan aftrek voor specifieke zorgkosten, waaronder € 300 aan vervoerskosten, in aanmerking genomen. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt aldus € 25.028 (bestaande uit haar inkomsten van € 27.359 verminderd met een persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) van € 2.331).
4. Verweerder heeft eiseres op 25 juni 2016 een vragenbrief gezonden, waarbij wordt verzocht om een reactie vóór 16 juli 2016. Verweerder heeft eiseres op 1 juli 2016 een nieuwe brief gestuurd waarbij de termijn voor het verstrekken van informatie wordt verlengd tot 23 juli 2016.
5. Eiseres heeft hierop gereageerd met een schrijven gedagtekend 2 augustus 2016. Bij deze brief zijn diverse bonnen bijgevoegd als bijlagen (in het verweerschrift zijn deze bijlagen genummerd, de rechtbank neemt hierna deze nummering over). Hierbij zijn onder meer verstrekt: duplicaten van apotheeknota’s (bijlagen 4-1 tot en met 4-11 en 4-15), taxibonnen (bijlage 4-17), tandartsnota (bijlage 4-18), [Gezondheidswinkel] (bijlage 4-20), nota’s van [A-mindfullness] (bijlagen 4-21, 4-23 en 4-25), nota’s voor [D-Shiatsu therapie] (bijlagen 4-27 tot en met 4-30) alsmede diverse afrekenspecificaties van het eigen risico van [Zorgverzekering] waarin onder meer melding wordt gemaakt van [B-oefentherapie] (zie vanaf bijlage 4-31).
6. Op 18 oktober 2016 heeft verweerder een voornemen af te wijken van de aangifte naar eiseres gestuurd. Hierin wordt over de vervoerkosten het volgende vermeld:
“Uit uw informatie blijkt dat u voor een bedrag van € 78 taxibonnen heeft overgelegd. Naast deze kosten heb ik de aftrek met € 22 verhoogd in verband met overige vervoerskosten. De aftrek heb ik daarom vastgesteld op € 100.”
In de brief is als voornemen aangegeven om het volledige bedrag aan specifieke zorgkosten te corrigeren. Tevens wordt verzocht om vóór 2 november 2016 te reageren.
7. Op 25 november 2016 heeft verweerder een brief gestuurd waarin staat dat eiseres niet meer heeft gereageerd en dat hij heeft besloten om de aangifte af te werken conform de brief van 18 oktober 2016.
8. Verweerder heeft bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV over 2015 de totale aftrek voor specifieke zorgkosten geweigerd. Dit resulteert in een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.359.
9. Naar aanleiding van het door eiseres ingediende bezwaarschrift alsmede de hoorzitting van 28 september 2017 (waarbij een verklaring van eiseres is overgelegd, waaruit blijkt dat zij met het openbaar vervoer reist, alsmede een kopie van haar anonieme ov-chipkaart) heeft verweerder € 896 aan kosten voor medicijnen, € 100 vervoerskosten en € 1.385 kosten voor genees- en heelkundige hulp geaccepteerd. Dit heeft geresulteerd in een persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) van € 2.081. Ook is een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase toegekend voor een bedrag van € 492.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten voorts nog als volgt aan.
In hoger beroep heeft belanghebbende verklaringen van [B-oefentherapie] , [C-psychotherapie] en [D-Shiatsu therapie] overgelegd. Op de verklaringen staat onder meer het aantal behandelingen van belanghebbende bij de desbetreffende praktijk in 2015 vermeld.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil in hoeverre belanghebbende nog (extra) aanspraak heeft op aftrek van specifieke zorgkosten. Het geschil spitst zich toe op de vraag in hoeverre reiskosten in verband met medische behandelingen op belanghebbende hebben gedrukt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.