Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:564, 18/00666

Gerechtshof Amsterdam, 27-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:564, 18/00666

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 februari 2020
Datum publicatie
11 maart 2020
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:564
Zaaknummer
18/00666
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:6, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:41

Inhoudsindicatie

Fiscaal procesrecht. Niet-ontvankelijk beroep wegens niet betalen van griffierecht. Beroep op betalingsonmacht terecht afgewezen.

Uitspraak

Kenmerk 18/00666

27 februari 2020

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk ALK 17/1929 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ambtenaar belast met de heffing en invordering van het waterschap Hollands Kwartier, de ambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De ambtenaar heeft met dagtekening 9 maart 2017 aan belanghebbende een aanmaning verstuurd tot betaling van de waterschapsbelasting voor het jaar 2016. Voor het verzenden van de aanmaning zijn aan belanghebbende aanmaningskosten van € 7 in rekening gebracht (met betrekking tot vorderingnummer [1] ).

1.1.2.

De ambtenaar heeft met dagtekening 9 maart 2017 aan belanghebbende een aanmaning verstuurd tot betaling van de waterschapsbelasting voor het jaar 2016. Voor het verzenden van de aanmaning zijn aan belanghebbende aanmaningskosten van € 7 in rekening gebracht (met betrekking tot vorderingnummer [2] ).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de van haar onder 1.1.1 en 1.1.2 gevorderde aanmaningskosten bezwaarschriften ingediend.

1.3.

Bij (in één geschrift vervatte) uitspraken van 29 maart 2017 heeft de ambtenaar de bezwaren tegen de onder 1.1.1 en 1.1.2 vermelde beschikkingen ongegrond verklaard.

1.4.

Bij uitspraak van 18 oktober 2018 heeft de rechtbank het tegen de onder 1.3 vermelde uitspraken op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroepen is bij het Hof ingekomen op 23 oktober 2018, aangevuld bij brief van 15 december 2018. De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Van belanghebbende zijn nadere stukken ontvangen met (beide) dagtekening 8 oktober 2019. Voormelde stukken zijn in afschrift verstrekt aan de ambtenaar.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2020. Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 7 januari 2020 verzonden naar haar adres ( [...] te [Z] ), is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 9 januari 2020 bezorgd op voormeld adres en is voor de ontvangst getekend.

Van de zijde van de ambtenaar zijn mr. D.J. Sijm en M. Krone verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de ambtenaar als ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiseres is enig aandeelhouder en bestuurder van [A B.V.] (hierna: de BV). Eiseres is eigenaar van de woning [...] te [Z] , alwaar zij woont. In het desbetreffende pand is op nummer [...] ook een kantoorruimte gevestigd, waarvan zij ook eigenaar is. Eiseres heeft bij de BV een hypotheek afgesloten ter hoogte van € 260.000 in verband met dit pand. Zij betaalt daarvoor iedere maand rente aan de BV. Voorts is eiseres op 1 juli 2015 bij de BV een lening aangegaan ter hoogte van € 50.000 in verband met onbetaald gebleven rente en kosten van levensonderhoud. Er is inmiddels ongeveer € 20.000 afbetaald zodat thans de hoogte van deze lening ongeveer € 30.000 bedraagt. Op het pand is geen hypotheek met derden gevestigd.

2. Eiseres heeft bij brief van 16 mei 2017 verzocht om ontheffing van de betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht en heeft op verzoek van de rechtbank nadere stukken overgelegd. In een formulier heeft eiseres aangegeven dat zij inkomen geniet en over vermogen beschikt. De rechtbank heeft geen verklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand over de inkomens- en vermogenspositie van eiseres opgevraagd.

3. De rechtbank heeft bij brief van 30 mei 2017 aan eiseres meegedeeld dat haar beroep op betalingsonmacht voorlopig wordt toegewezen. Tevens is in deze brief aangegeven dat de rechter die het beroep behandelt definitief beslist of eiseres al dan niet in staat is om de griffierechten te voldoen.

4. In de dossiers zit een loonspecificatie van uitzendbureau Randstad waarin is vermeld dat eiseres in week 18 van 2017 een bedrag van netto € 351,24 heeft verdiend. Eiseres ontvangt per maand ook alimentatie ter hoogte van € 120.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar beroepen is verklaard door de rechtbank.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen van de zijde van de ambtenaar daaraan ter zitting is toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing