Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:606, 1900059

Gerechtshof Amsterdam, 10-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:606, 1900059

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 maart 2020
Datum publicatie
25 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:606
Zaaknummer
1900059

Inhoudsindicatie

Zvw. Belanghebbende is zowel deelvisser als scheepsbeheerder. Op grond van artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, van de Regeling Zorgverzekering recht op 0% tarief Zvw. Dubbele hoedanigheid doet heir niet aan af.

Uitspraak

kenmerk 19/00059

10 maart 2020

uitspraak van de vierde belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/1656 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X], te [woonplaats], belanghebbende

(gemachtigde: H.W. Koning)

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2015 op 31 maart 2017 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 41.484.

1.2.

Na daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 20 december 2018 als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

 verklaart het beroep gegrond;

 vernietigt de uitspraken op bezwaar;

 vermindert de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw naar nihil en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002;

 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 januari 2019 en nader gemotiveerd in een op 15 februari 2019 bij het Hof ingekomen schrijven. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2020. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, voornoemd. Van de zijde van de inspecteur zijn verschenen mr. drs. B.J.E. Lodder en H.A. van Eck. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is eigenaar van het schip ‘ [naam] (hierna: het schip). Het schip is een vissersvaartuig.

2. Eiser is verzekeringsplichtige voor de Zvw.

3. Eiser maakt samen met andere deelvissers deel uit van maatschap [naam] .

4. Eiser heeft het schip ter beschikking gesteld aan de maatschap.

5. Eiser heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 winst uit twee ondernemingen aangegeven. De aangegeven winst onder de naam [naam] betreft het aandeel in de maatschap. De aangegeven winst onder de naam [naam] bedraagt -/- € 6.438; dit betreft de winst behaald met de eenmanszaak.

6. Met dagtekening 31 maart 2017 heeft verweerder de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor het jaar 2015 vastgesteld. Het bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 41.484.

7. Op 24 maart 2017 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar ontvangen.

8. Met dagtekening 9 januari 2017 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan.

9. De gemachtigde van eiser heeft bij e-mailbericht van 24 februari 2018 verzocht om een nieuwe uitspraak op bezwaar met een gecorrigeerde datum met het oog op het instellen van beroep.

10. Met dagtekening 27 februari 2018 heeft verweerder een gecorrigeerde versie van de uitspraak op bezwaar toegestuurd.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of belanghebbende recht heeft op toepassing van het 0%-tarief in de zin van artikel 5.4, derde lid, onderdeel a, van de Regeling zorgverzekering.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing