Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:914, 18/00511

Gerechtshof Amsterdam, 04-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:914, 18/00511

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 februari 2020
Datum publicatie
1 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:914
Zaaknummer
18/00511

Inhoudsindicatie

Inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag binnen de daarvoor in de wet gestelde termijn van vijf jaar is vastgesteld en verzonden aan het juiste adres.

Uitspraak

kenmerk 18/00511

4 februari 2020

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z ] , belanghebbende,

gemachtigde: R. Schouten

tegen de uitspraak van 19 juli 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/471 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft, naar hij stelt, met dagtekening 24 december 2016 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 4.063. Daarbij is € 697 aan heffingsrente berekend.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 15 december 2017, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 19 juli 2018 als volgt beslist op het daartegen ingestelde beroep (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.500.

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 augustus 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 29 november 2019 en 3 januari 2020 nadere stukken ingediend.

1.6.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 6 januari 2020, ontvangen door het Hof op 7 januari 2020, verzocht om uitstel van de zitting. Het uitstelverzoek is door het Hof afgewezen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2020. Verschenen zijn de gemachtigde van belanghebbende en, namens de inspecteur, mr. B.F. Kroezen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Tot de stukken van het geding behoort een stuk genaamd ‘Rapport Datum Verzending’ van 20 oktober 2017, opgemaakt door de Belastingdienst/Centrale administratieve processen.

2.2.

Tot de stukken van het geding behoort een uitdraai uit het BvR systeem van de Belastingdienst (beheer van relaties).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag tijdig is vastgesteld en verstuurd naar het juiste adres, welke vraag belanghebbende ontkennend en de inspecteur bevestigend beantwoord.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing