Gerechtshof Amsterdam, 11-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:980, 19/00052
Gerechtshof Amsterdam, 11-02-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:980, 19/00052
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 februari 2020
- Datum publicatie
- 1 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:980
- Zaaknummer
- 19/00052
Inhoudsindicatie
Douane. Belanghebbende beschikt over een vergunning voor ‘behandeling onder douanetoezicht’, waarin - zo kan in redelijkheid niet anders worden begrepen - door de inspecteur wordt vergund dat in totaal 10.000 mt (mt) onder deze regeling mag worden geplaatst. Met het overschrijden van deze hoeveelheid is een douaneschuld ontstaan ingevolge artikel 204, lid 1, aanhef en onder b, van het CDW. UTB terecht uitgereikt.
Uitspraak
kenmerk 19/00052
11 februari 2020
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. B.A. Kalshoven)
tegen de uitspraak van 18 december 2018 in de zaak met het kenmerk HAA 17/1593 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 3 augustus 2016 aan belanghebbende een
uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 396.916,14 aan douanerechten op industriële producten.
De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar,
gedagtekend 16 februari 2017, afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft
het beroep in haar uitspraak van 18 december 2018 ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 18 januari 2019, aangevuld bij brief van 13 februari 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2020. Namens
belanghebbende zijn verschenen [A] en [B] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd en mr. E.P. Pulles. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. Ü. Gürsültür en mr. E.H. Mennes. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.
“1. Eiseres exploiteert een tankpark in de haven van Amsterdam waar zij minerale oliën opslaat ten behoeve van derden. Op verzoek verzorgt zij het blenden (mengen) van deze producten.
2. Op 27 januari 2010 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een vergunning domiciliëringsprocedure voor plaatsing onder diverse economische douaneregelingen (hierna: vergunning domproc). In het aan verweerder toegestuurde aanvraagformulier zijn onder meer de volgende rubrieken niet ingevuld:
4b “Vergunning(en) voor douaneregelingen waarvoor van vereenvoudigde procedures gebruik zal worden gemaakt”:
“Soort Referentienummer Geldig tot
AV in aanvraag
TI in aanvraag
BOD in aanvraag
(…)
8 Soort goederen
8a GN-Code/GN-Hoofdstuk Omschrijving
Zie bijlage 1
8b Totale hoeveelheid (raming)
8c Aantal transacties (raming)
8d Totale douanewaarde (raming)
8e Gemiddeld bedrag aan rechten ”
3. Op 30 mei 2011 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een vergunning behandeling onder douanetoezicht (hierna: vergunning BOD). In het aan verweerder toegestuurde aanvraagformulier zijn onder meer de volgende rubrieken niet ingevuld:
“7 Onder de douaneregeling te plaatsen goederen
GN-code Zie bijlage 1
Omschrijving
Hoeveelheid
Waarde”
4. Een e-mailbericht van 13 juli 2011 van een medewerker van de Douane Rotterdam Haven (Team Klantbehandeling / Unit Toezicht Klant) aan eiseres houdt in:
“Tijdens het nalopen van de aanvraag vergunning “Domproc Plaatsing Douane-entrepot” constateerde ik dat deze niet volledig is.
Graag zou ik de gegevens voor de vakken 8b t/m 8e hebben. Dat dit slechts een “ruwe” schatting is geen probleem.
Ook bij de andere “domproc” vergunningen moeten deze gegevens in de aanvraag opgenomen zijn.
Een overzicht van wat en voor welke domproc is als bijlage bijgevoegd. De gevraagde hoeveelheden zijn schattingen per maand.”
5. Naar aanleiding van deze e-mail heeft eiseres vervolgens voor de vergunning domproc een geschatte maandelijkse hoeveelheid opgegeven van 10.000 metric ton (hierna: mt) (10.000.000 kg).
6. Met ingangsdatum 1 september 2011 is aan eiseres een vergunning domproc BOD afgegeven, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“De voorwaarden bij de vergunning
Bij deze vergunning gelden naast de wettelijke bepalingen de voorwaarden die hierna zijn opgenomen.
(…)
8. Soort goederen
8a. GN-codes/GN-hoofdstuk en omschrijving (…)
8b. Totale hoeveelheid (raming) 10.000 mt
8c. Aantal transacties (raming) 2
8d. Totale douanewaarde (raming) 4.000.000,00
8e Gemiddeld bedrag aan rechten 140.000,00
(…)”
7. Met ingangsdatum 1 september 2011 is aan eiseres een vergunning BOD afgegeven, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“De voorwaarden bij de vergunning
Bij deze vergunning gelden naast de wettelijke bepalingen de voorwaarden die hierna zijn opgenomen.
(…)
6. Geldigheidsduur van de vergunning
a. Ingangsdatum 1 september 2011
b. Vervaldatum 31 augustus 2014
7. Goederen die onder de douaneregeling mogen worden geplaatst
GN-code (…)
Omschrijving Zie GN-code
Hoeveelheid 10.000 mt
Waarde € 4.000.000,00
(…)”
8. Op 6 maart 2014 heeft eiseres bij de Belastingdienst/Douane een verzoek ingediend tot het met terugwerkende kracht uitbreiden van onder meer haar vergunningen BOD en domproc BOD. Tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft eiseres op 19 juni 2017 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft dat beroep van eiseres op 27 oktober 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het onredelijk laat was ingediend (HAA 17/1593).
9. Verweerder heeft een onderzoek ingesteld bij eiseres naar de aanvaardbaarheid van de aangiften en de naleving van de voorschriften in de vergunningen over de periode 1 september 2011 tot en met 3 maart 2014. In het naar aanleiding daarvan opgemaakte rapport van 1 augustus 2016 stelt de douane zich op het standpunt dat eiseres in totaal 16.513.697 kg meer onder de douaneregeling BOD heeft geplaatst dan de 10.000.000 kg die op grond van de aan haar verleende vergunning BOD was toegestaan.
10. Naar aanleiding van dit rapport is op 3 augustus 2016 op grond van artikel 201, derde lid, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) de onderhavige utb uitgereikt.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is in geschil of de utb terecht aan belanghebbende is uitgereikt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.