Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:991, 19/00732

Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:991, 19/00732

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 maart 2020
Datum publicatie
15 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:991
Zaaknummer
19/00732
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 13bis, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 27e

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Nageheven bedragen betreffende 'bijtelling privé-gebruik bestelauto's' en 'niet aangegeven lonen'.

Uitspraak

Kenmerk 19/00732

19 maart 2020

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/3149 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 3 oktober 2014 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd ten bedrage van € 96.880 (de Naheffingsaanslag), alsmede bij beschikking een vergrijpboete over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 van € 49.697.

1.2.

Na tegen de hiervoor vermelde naheffingsaanslag en vergrijpboete gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaren, gedagtekend 26 juni 2017, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot nihil.

1.3.

Tegen voormelde uitspraken op bezwaren is namens belanghebbende beroep ingesteld. Bij uitspraak van 9 april 2019 heeft de rechtbank daarop het volgende beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt verweerder tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 625;

- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot betaling van een immateriële

- schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.875;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 256;

- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 256;

- draagt verweerder op de helft van het betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 166,50 aan eiseres te vergoeden;

- draagt de Minister voor Rechtsbescherming op de helft van het betaalde griffierecht, zijnde een bedrag van € 166,50 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak namens belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 mei 2019, aangevuld bij brief van 17 juni 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2020. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende [A] en namens de inspecteur mr. A. de Groot en E. Rutten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiseres is op 19 juni 2009 opgericht door [A] . De tenaamstelling van eiseres is in 2012 veranderd in [X B.V.] , daarvoor was de tenaamstelling [B.V. 1] . Enig aandeelhouder is de heer [A] . Hij is tevens enig bestuurder van eiseres. Vanaf 1 juli 2011 zijn in eiseres de activiteiten (schoonmaakbedrijf) van de eenmanszaak [B] (de echtgenote van de heer [A] ) voortgezet.

2. Eiseres exploiteert een schoonmaakbedrijf. Dit betreft met name het schoonmaken van gebouwen, vervoermiddelen en glasbewassing. Daarnaast worden er (in beperkte mate) schoonmaakmiddelen geleverd. De schoonmaakwerkzaamheden worden door eigen personeel verricht en daarnaast voor een klein deel door ingehuurde bedrijven/personeel.

De glasbewassing wordt grotendeels uitbesteed.

3. Verweerder heeft op 19 maart 2012 een boekenonderzoek bij eiseres uitgevoerd. Voor de loonbelasting was het onderzoek gericht op de beoordeling van de loonaangiften over de periode 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011. Verweerder heeft een verslag van het boekenonderzoek opgesteld. Partijen hebben de uitkomsten van het boekenonderzoek met elkaar besproken.

4. In het verslag is onder andere het volgende bepaald:

“(…)

2 Administratie

Vanaf 16 mei 2011 is mevrouw [C] werkzaam als administratief medewerkster bij inhoudingsplichtige (en enkele weken bij mevrouw [B] (zie onderdeel 1.3 van dit rapport)). Zij heeft eerst een half jaar via [Uitzendbureau 1] gewerkt, daarna is zij in vaste dienst getreden bij inhoudingsplichtige. Voordat mevrouw [C] werkzaam was bij inhoudingsplichtige, werd de administratie verzorgd door de heer [A] en/of zijn zoon.

Mevrouw [C] verzorgt de facturering aan opdrachtgevers, kopieert de inkomende facturen (ten behoeve van het administratiekantoor) en verzorgt de personeelsgegevens (ID-plicht, kopiëren paspoort, etc). De te factureren uren worden vastgesteld aan de hand van de opdrachtbonnen die bij losse overeenkomsten worden opgemaakt (op deze bonnen vermelden de opdrachtgevers de begin- en eindtijden van de werknemers) of aan de hand van de in de vaste contracten vermelde uren. De opdrachtbonnen zijn door inhoudingsplichtige niet bewaard.

Mevrouw [C] verricht géén financiële transacties (kas, bank), deze worden alle door de heer [A] zelf gedaan. Door het administratiekantoor worden de primaire stukken verwerkt in het financiële pakket Exact Globe 4.0.

Door de inhoudingsplichtige wordt géén (klad)kasboek bijgehouden. Het administratiekantoor boekt de contante mutaties naderhand in het financiële pakket Exact Globe 4.0. Gelet op de aard van het bedrijf én op het feit dat ook bij de voorganger (eenmanszaak van [B] ) veel contante betalingen en opnamen plaatsvonden, vormt een (klad-)kasboek een essentieel onderdeel van de administratie van

inhoudingsplichtige.

Gelet op het vorenstaande voldoet u niet aan de verplichtingen van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waarin onder meer is bepaald dat u een administratie dient te voeren naar de eisen van het bedrijf. De schriftelijke waarschuwing administratieplicht is als bijlage bij dit rapport gevoegd (BIJLAGE 1).

Urenbriefjes.

Door de werknemers zouden urenbriefjes worden bijgehouden. Op deze briefjes wordt vermeld welke persoon wanneer op welke locatie en gedurende welke tijden gewerkt heeft Deze urenbriefjes moeten de werknemers inleveren anders zouden ze geen loon ontvangen

Ook deze urenbriefjes zijn door inhoudingsplichtige niet bewaard.

Deze staten vormen een essentieel onderdeel van de administratie, zeker in dit bedrijf waar de meeste werknemers - o.a. blijkens de ingediende aangiften loonheffingen - kennelijk geen vaste uren werken. De schriftelijke waarschuwing administratieplicht is als bijlage bij dit rapport gevoegd (BIJLAGE 1).

3 Bevindingen onderzoek loonheffingen

3 Geschil in hoger beroep

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing