Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:110, 19/00232
Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:110, 19/00232
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 21 januari 2021
- Datum publicatie
- 24 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:110
- Zaaknummer
- 19/00232
Inhoudsindicatie
Artiesten: loon uit dienstbetrekking of winst uit onderneming? Beroep op gelijkheidsbeginsel faalt.
Uitspraak
kenmerk 19/00323
21 januari 2021
uitspraak van de vierde belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: B. Schoenmaker)
tegen de uitspraak van 15 februari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/2732 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.544.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor genoemde aanslag op 21 oktober 2016 bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 mei 2018 de aanslag IB/PVV gehandhaafd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 15 februari 2019 het tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 1 april 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van belanghebbende is op 11 september 2020 een nader stuk ingekomen dat in kopie aan de wederpartij is gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiseres is geboren op 10 april 1985 . Zij is werkzaam als actrice.
2. Eiseres heeft een arbeidsovereenkomst overgelegd die zij heeft gesloten met [Stichting 1] .
3. Eiseres heeft in 2013 een bedrag van totaal € 20.768 aan inkomsten genoten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Inhoudingsplichtige |
Wijze verloning |
loonheffing |
Loon |
% v/h totaal |
% v/h totaal -/- NWW |
[A] |
artiest |
€ 247 |
€ 665 |
3,2 |
3,5 |
[Stichting 1] |
dienstbetrekking |
€ 2.496 |
€ 9.576 |
46,1 |
50,7 |
[B] |
dienstbetrekking |
€ 103 |
€ 588 |
2,8 |
3,1 |
[C] |
artiest |
€ 2.988 |
€ 8.074 |
38,9 |
42,7 |
UWV |
€ 296 |
€ 1.312 |
6,3 |
||
UWV |
€ 125 |
€ 553 |
2,7 |
0,09 |
|
€ 6.255 |
€ 20.768 |
100,0 |
100,0 |
4. Eiseres heeft aangifte ib/pvv 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.442, bestaande uit € 6.854 winst uit onderneming en € 588 loon of uitkering Ziektewet. In de aangifte is een omzet opgenomen van € 17.650 en een bedrag aan “andere kosten” van € 2.400. Eiseres heeft vervolgens op 28 april 2015 een nieuwe aangifte ingediend waarin een winst uit onderneming van € 6.081 is aangegeven. In de aangifte is een omzet van € 14.351 opgenomen; er zijn geen kosten ten laste van de winst gebracht, maar zowel bij de aanslag als in bezwaar heeft verweerder € 1.224 aan aftrekbare kosten toegekend.
5. Verweerder heeft - ook na bezwaar - de aanslag als volgt vastgesteld:
Winst uit onderneming € 0
Loon € 10.164
Pensioen, lijfrente en andere uitkeringen € 1.865
Resultaat uit overige werkzaamheden € 8.739
Aftrekbare kosten € 1.224 -/-
€ 7.515 +
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 19.544.
Bij het vorenstaande is een bedrag van € 1.244 als kosten in aanmerking genomen.”
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is uitsluitend in geschil of het inkomen weergegeven onder punt 3 van de rechtbankuitspraak (m.u.v. het inkomen ontvangen van het UWV) op grond van het gelijkheidsbeginsel moet worden gekwalificeerd als winst uit onderneming en uit dien hoofde recht bestaat op de ondernemersaftrek.
Niet in geschil is dat het inkomen verkregen door belanghebbende uit de door haar gesloten overeenkomsten op zichzelf bezien niet kwalificeren als winst uit onderneming.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.