Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:117, 19/01635

Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:117, 19/01635

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 januari 2021
Datum publicatie
24 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:117
Formele relaties
Zaaknummer
19/01635

Inhoudsindicatie

Artiest. Loon uit dienstbetrekking vormt geen winst uit onderneming op grond van het gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

kenmerk 19/01635

21 januari 2021

uitspraak van de vierde belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: B. Schoenmaker)

tegen de mondelinge uitspraak van 23 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1091 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.742 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 220.

1.2.

Een hiertegen door belanghebbende gemaakt bezwaar is op 24 oktober 2018 door de inspecteur ontvangen. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 januari 2019 de aanslag IB/PVV gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak van 23 september 2019 het tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is op 1 november 2019 ingekomen bij het Hof Arnhem-Leeuwarden, dat het hoger beroep heeft doorgezonden aan dit Hof waar het is ingekomen op 8 november 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Eiseres is werkzaam als actrice.

2. Eiseres heeft arbeidsovereenkomsten overgelegd die zij heeft gesloten met Stichting [stichting] en met [Y] (hierna: [Y] ).

3. Eiseres heeft op 1 juli 2015 een aangifte ingediend:

Inkomen uit werk en woning:

Winst uit onderneming

Omzet: € 28.867

Af: kosten € 21.983 -/-

€ 6.884

Af: zelfstandigenaftrek € 6.684

Belastbare winst uit onderneming € 0

Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking

UVW NWW uitkering € 5.545

Resultaat overige werkzaamheden € 410

Inkomsten uit eigen woning - € 5.656

Inkomen uit werk en woning € 299

Voordeel uit sparen en beleggen € 220

Verzamelinkomen € 519

4. Bij het vaststellen van de aanslag is afgeweken van de aangifte:

Inkomen uit werk en woning:

Winst uit onderneming

Omzet: € 424

Af: kosten € 424 -/-

€ 0

Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking

[Y] € 17.923

Stichting [stichting] € 10.520

€ 28.443

Inkomsten uit vroegere dienstbetrekking

UVW NWW uitkering € 5.545

Resultaat overige werkzaamheden € 410

Inkomsten uit eigen woning - € 5.656

Inkomen uit werk en woning € 28.742

Voordeel uit sparen en beleggen € 220

Verzamelinkomen € 28.962

5. Eiseres heeft in 2014 een bedrag van totaal € 34.459 aan inkomsten genoten. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Inhoudingsplichtige

Wijze verloning

Loonheffing

Loon

[Y]

Dienstbetrekking

€ 5.506

€ 17.923

Stichting [stichting]

Dienstbetrekking

€ 2.528

€ 10.520

Stichting [stichting]

n.v.t.

€ ---

€ 424

UWV

€ 1.512

€ 5.545

€ 9.546

€ 34.459

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof

daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is uitsluitend in geschil of het inkomen van [Y] en van Stichting [stichting] zoals weergegeven onder punt 5 van de rechtbankuitspraak, op grond van het gelijkheidsbeginsel moet worden gekwalificeerd als winst uit onderneming en uit dien hoofde recht bestaat op toepassing van de ondernemersaftrek.

Niet in geschil is dat het inkomen verkregen door belanghebbende uit de door haar gesloten overeenkomsten met Stichting [stichting] en met [Y] ( [Y] ) op zichzelf bezien niet kwalificeert als winst uit onderneming. Ook is in hoger beroep niet in geschil dat dit inkomen op grond van het vertrouwensbeginsel als winst uit onderneming moet worden aangemerkt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing