Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2, 19/00230

Gerechtshof Amsterdam, 07-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2, 19/00230

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 januari 2021
Datum publicatie
3 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:2
Zaaknummer
19/00230

Inhoudsindicatie

WOZ onroerende zaak, sloopwaardig. Heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.

8:42 niet geschonden.

Uitspraak

kenmerk 19/00539

7 januari 2021

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: I.L. Brandsma)

tegen de uitspraak van 28 februari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3375 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Opmeer, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2017 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 223.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen bekendgemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 26 juni 2018 het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

In haar uitspraak van 28 februari 2019 (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) heeft de rechtbank als volgt beslist:

“De rechtbank;

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak wordt

verminderd tot € 222.000;

- vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting tot een berekend naar een waarde van € 222.000;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.278;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 april 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens zijn stukken gewisseld die door partijen zijn geduid als conclusies van repliek en dupliek.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2020. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde, voornoemd. De heffingsambtenaar is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak bestaat uit een vrijstaande woning met een stal/nachtverblijf. De inhoud van de woning is ongeveer 465 m³, de inhoud van de opstallen in totaal is 603 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 3.320 m², waarvan 866 m² een agrarische bestemming heeft.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

De heffingsambtenaar is bij het vaststellen van de WOZ-waarde uitgegaan van de volgende vergelijkingsobjecten:

Object

Transactiedatum en prijs

Perceel bestemming

Wonen

Grondprijs p/m²

Geïndexeerde transactieprijs

[adres]

(onderhavige object)

2.454 m²

€ 84

[object 1] , [plaats]

20 mei 2016

€ 377.500

1.370 m²

€ 242

€ 370.000

[object 2] , [plaats 1]

2 juni 2015

€ 300.000

1.722 m²

€ 183

€ 306.000

[object 3] , [plaats]

1 oktober 2015

€ 299.000

1.865 m²

€ 161

€ 300.000

[object 4] ,

[plaats 1]

11 januari 2016

€ 175.000

2.537 m²

€ 69

€ 175.000

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende staat in hoger beroep een waarde voor van € 205.575, de heffingsambtenaar bepleit in hoger beroep een waarde van € 222.000. Voorts is in geschil of de heffingsambtenaar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het hoorrecht, heeft geschonden en of de heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken (tijdig) heeft overgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing