Gerechtshof Amsterdam, 20-07-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2269, 20/00623
Gerechtshof Amsterdam, 20-07-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2269, 20/00623
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 20 juli 2021
- Datum publicatie
- 11 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:2269
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1085
- Zaaknummer
- 20/00623
Inhoudsindicatie
OB. Is het bieden van de mogelijkheid tot parkeren op het parkeerterrein bij het festival belast naar het algemene tarief of het verlaagde tarief?
Uitspraak
kenmerk 20/00623
20 juli 2021
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X B.V.] , gevestigd te Amsterdam, belanghebbende,
gemachtigde: P.I.M. Cramer
tegen de uitspraak van 17 september 2020 in de zaak met kenmerk HAA 18/5305 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 april 2017 tot en met 30 juni 2017 € 181.923
omzetbelasting op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar,
gedagtekend 18 januari 2019, heeft de inspecteur een teruggaaf verleend van € 13.760.
De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep in haar uitspraak van 17 september 2020 ongegrond verklaard.
Het door belanghebbende tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 oktober 2020 en is aangevuld bij brief van 24 november 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 22 april 2021 gereageerd op het verweerschrift en de inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 10 mei 2021.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2021. Het onderzoek in deze
zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaak met kenmerk 20/00624. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’).
“1. Eiseres is een naar Nederlands recht opgerichte besloten vennootschap die als doel
heeft het leveren van producten en diensten in de ruimste zin van het woord op het gebied
van muziek en entertainment, inclusief, maar niet beperkt tot, het managen en boeken van
artiesten, organiseren van concerten en events. Eiseres organiseert onder meer het jaarlijks terugkerende, meerdaagse festival ‘[festival]’ (hierna: het festival) op [locatie].
2. Voor het bezoeken van het festival kunnen in de voorverkoop of bij het festival zelf
toegangskaarten worden gekocht. In 2017 kostte een dagticket € 37,50 en een ticket voor het
gehele festivalweekend € 147,50. Voor parkeren op het daartoe tijdelijk ingerichte
parkeerterrein konden parkeerkaarten worden gekocht die, afhankelijk van het aantal dagen
dat werd geparkeerd, € 15 tot € 25 kostten.
3. In de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2017 heeft eiseres over
de opbrengst van de festivaltickets omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief en over
de opbrengst van de parkeerkaarten naar het algemene tarief. De aangifte is ingediend op
28 juli 2017 en behelsde een te betalen bedrag van € 181.923.
4. Op 7 september 2017 heeft eiseres tegen de aangifte bezwaar gemaakt en zich
daarbij op het standpunt gesteld dat het bieden van de mogelijkheid tot parkeren geen op
zichzelf staande prestatie is en daarvoor dus ook het verlaagde tarief geldt. Bij de
behandeling van het bezwaar heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de omzet
die is gegenereerd met parkeren door bezoekers van het festival die aldaar hebben
gekampeerd, belast is naar het verlaagde tarief. Bij de uitspraak op bezwaar heeft
verweerder daarom een teruggaaf verleend van € 13.760.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of het bieden van de mogelijkheid tot parkeren op het daartoe tijdelijk ingerichte parkeerterrein bij het festival, in gevallen waarin dit parkeren niet gepaard gaat met kamperen, voor de omzetbelasting is belast naar het algemene tarief of het verlaagde tarief.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.