Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:276, 20/00062
Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:276, 20/00062
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 februari 2021
- Datum publicatie
- 19 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:276
- Zaaknummer
- 20/00062
Inhoudsindicatie
niet-ontvankelijkheid; geen (tijdig) herstel verzuim in verband met machtiging
Uitspraak
kenmerk 20/00062
16 februari 2021
uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Y] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
tegen de uitspraak van 12 december 2019 in de zaak met kenmerken AMS 19/473 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2018 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de volgende onroerende zaken (hierna: de onroerende zaken) voor het jaar 2018 vastgesteld op de volgende bedragen:
[object 1] , souterrain |
€ 1.125.000 |
[object 1] , beletage |
€ 737.000 |
[object 1] , 1e verdieping |
€ 395.000 |
[object 1] , 2e verdieping |
€ 716.000 |
[object 1] , 4e en 5e verdieping |
€ 1.028.000 |
[object 2] |
€ 126.000 |
De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van
28 december 2018 het bezwaar tegen de onder 1.1. genoemde beschikking ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 12 december 2019 het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op
21 januari 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 31 juli 2020 en 3 december 2020 zijn nader stukken ontvangen van belanghebbende. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Op 18 december 2020 heeft het Hof een afschrift van de zittingsaantekeningen van de rechtbank toegezonden aan partijen.
Het onderzoek ter zitting bij het Hof heeft plaatsgevonden op 22 december 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende is op 31 december 2014 ontbonden en op 9 januari 2015 uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De ontbonden vennootschap is nog niet geliquideerd.
De gemachtigde van belanghebbende heeft in de beroepsfase een machtiging overgelegd. Hierin is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“VOLMACHT INZAKE WOZ/OZB/WATERSCHAPSLASTEN/ZUIVERINGSHEFFING/BIZ/ERFBELASTING C.A.
‘Deze volmacht wordt door mij verstrekt en ondertekend om [W] B.V. in de persoon van [D.A.N.] Bartels MRE – met het recht van substitutie – de mogelijkheid én toestemming te geven om voor de belangen op te komen van alle door mij gecontroleerde rechtspersonen (eventueel overeenkomstig het aan deze volmacht gehechte overzicht c.q. organigram, in voor komend geval gecompleteerd door uittreksels KvK) en van mijzelf, ondergetekende, terzake uitsluitend het in de aanhef van deze volmacht genoemde onderwerp.
(…)
25 september 2018
Naam: [M 1] Handtekening:
Mede namens alle door mij gecontroleerde vennootschappen en andere entiteiten”
Belanghebbende is bij brief van 8 juli 2020 door het Hof in de gelegenheid gesteld om een geldige machtiging te overleggen uiterlijk op 5 augustus 2020. In die brief is tevens vermeld dat het niet binnen de gestelde termijn overleggen van de gevraagde machtiging kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Belanghebbende heeft op deze brief niet gereageerd.
3 3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.