Gerechtshof Amsterdam, 17-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2760, 20/00571
Gerechtshof Amsterdam, 17-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2760, 20/00571
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2021
- Datum publicatie
- 6 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:2760
- Zaaknummer
- 20/00571
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. De door belanghebbende (als acteur) ontvangen inkomsten worden niet beschouwd als winst uit onderneming; het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt
Uitspraak
kenmerk 20/00571
17 augustus 2021
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: B. Schoenmaker
tegen de uitspraak van 2 september 2020 in de zaak met kenmerk HAA 19/2306 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 19 juli 2018 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna ook: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.476, alsmede een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 459. Daarnaast heeft de inspecteur een bedrag van € 1.217 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 1 mei 2019 de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 2 september 2020 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 6 oktober 2020 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 15 juni 2021 is een nader stuk van belanghebbende ingekomen bij het Hof. Dit is in afschrift aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’– de volgende feiten vastgesteld.
“1. Eiser heeft in 2014 gewerkt als acteur. Hiervoor heeft hij de volgende inkomsten genoten:
Inhoudingsplichtige |
Inkomsten |
Loonheffingen |
[A] |
12.870 |
4.363 |
[B] |
24.402 |
10.209 |
[C] |
9.728 |
3.078 |
[D] |
3.783 |
1.370 |
[E] |
5.364 |
1.945 |
WW Uitkering UWV |
10.325 |
3.451 |
Totaal |
66.472 |
24.416 |
2. Eiser heeft op 10 februari 2015 een aangifte ib/pvv 2014 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.678. Dit bedrag is als volgt berekend:
Winst uit onderneming |
43.639 |
Zelfstandigenaftrek |
-7.280 |
MKB-winstvrijstelling |
-5.091 |
Pensioen, lijfrente of andere uitkering |
10.325 |
Inkomsten/aftrekposten eigen woning |
-15.915 |
Belastbaar inkomen |
25.678 |
3. Verweerder heeft de aangifte gecorrigeerd en met dagtekening 19 juli 2018 de onderhavige aanslag opgelegd. Verweerder heeft de door eiser aangegeven winst uit onderneming (hierna: WUO) niet geaccepteerd waardoor tevens de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling zijn komen te vervallen. Verder heeft verweerder inkomsten van [D] B.V. geconstateerd en deze, evenals de inkomsten van [A] , [B] en [C] , als loon in aanmerking genomen. De inkomsten van [E] heeft verweerder aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt berekend:
Winst uit onderneming |
- |
Zelfstandigenaftrek |
- |
MKB-winstvrijstelling |
- |
Loon |
50.783 |
Pensioen, lijfrente of andere uitkering |
10.325 |
Netto resultaat uit overige werkzaamheden |
4.283 |
Inkomsten/aftrekposten eigen woning |
-15.915 |
Belastbaar inkomen |
49.476 |
4. Eiser heeft op 13 juli 2018 bezwaar tegen de aanslag gemaakt. In de bezwaarfase heeft eiser de volgende gronden aangevoerd:
- het corrigeren van de WUO is in strijd met het vertrouwensbeginsel;
- het corrigeren van de WUO is in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5. Na indiening van het bezwaarschrift hebben partijen over en weer gecorrespondeerd. Ook is tussen partijen afgesproken de zaak aan te houden in afwachting van de procedure van eiser inzake de aanslag ib/pvv 2013.
6. Verweerder heeft met dagtekening 1 mei 2019 uitspraak op bezwaar gedaan.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is (enkel) nog in geschil of een deel van de inkomsten van belanghebbende met een beroep op het gelijkheidsbeginsel zijn te beschouwen als winst uit onderneming en uit dien hoofde recht bestaat op toepassing van de ondernemersaftrek (standpunt belanghebbende), of niet (standpunt inspecteur).