Gerechtshof Amsterdam, 31-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2763, 19/01573, 19/01578 t/m 19/01586, 19/01587, 19/01661, 19/01738
Gerechtshof Amsterdam, 31-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2763, 19/01573, 19/01578 t/m 19/01586, 19/01587, 19/01661, 19/01738
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 31 augustus 2021
- Datum publicatie
- 29 september 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:2763
- Zaaknummer
- 19/01573, 19/01578 t/m 19/01586, 19/01587, 19/01661, 19/01738
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. Art. 8:25 Awb. Ondanks eerdere waarschuwingen en weigeringen (zie ook ECLI:NL:GHAMS:2020:1634) blijft gemachtigde stukken indienen die zijn doorspekt met uitlatingen die (zeer) grievend zijn en (deels zeer grove) beledigingen inhouden. Hiermee is de goede procesorde dermate ernstig verstoord dat het Hof deze stukken in zijn geheel buiten beschouwing laat en de gemachtigde (opnieuw) weigert
Uitspraak
kenmerken 19/01573, 19/01578 t/m 19/01586, 19/01587, 19/01661 en 19/01738
31 augustus 2021
tweede meervoudige belastingkamer
van de mondelinge tussenuitspraak op het hoger beroep van
(gemachtigde: [A] )
tegen de uitspraak van
- 23 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/911;
- 23 september 2019 in de zaken met kenmerken HAA 19/804 t/m 19/812;
- 24 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/765;
- 25 oktober 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1194 en
- 29 november 2019 in zaak met kenmerk HAA 19/1195, alle van de rechtbank Noord-Holland.
Het Hof:
- weigert [A] als gemachtigde in de onderhavige procedures;
- stelt belanghebbende in de gelegenheid om, indien gewenst, binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen voor de verdere procedure.
Gronden
1. De gemachtigde van belanghebbende is in het verleden door een reeks van gerechten herhaaldelijk gewaarschuwd en op de voet van art. 8:25 Awb als gemachtigde geweigerd wegens zijn onaanvaardbaar taalgebruik en zijn onacceptabele bejegening van ambtenaren, rechters, rechterlijke instanties en Nederland (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 16 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6596, en Hof Amsterdam 23 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1634). In voren gemelde tussenuitspraak van 23 juni 2020 heeft het Hof onder meer en voor zover hier van belang overwogen:
“2.9. Het Hof voegt daaraan toe dat deze uitspraak als waarschuwing heeft te gelden voor alle processtukken die in de toekomst door [A], (…), worden ingediend en voor alle proceshandelingen die in de toekomst door [A], (…), worden verricht (daaronder begrepen het optreden ter zitting). Deze waarschuwing beperkt zich niet tot de onderhavige procedures, maar heeft betrekking op alle procedures die thans bij het Hof aanhangig zijn of in de toekomst aanhangig zullen worden. Indien [A] (…) in nieuw in te dienen stukken of ter zitting onbetamelijk taalgebruik bezigt, zal het Hof [A] (…) zonder nadere waarschuwing of herstelmogelijkheid in de desbetreffende zaak weigeren (…).”
2. De waarschuwingen en weigeringen hebben er kennelijk niet toe geleid dat de gemachtigde zijn intimiderend, grievend en beledigend gedrag heeft bijgesteld. Integendeel, de door hem ingediende stukken staan vol van dergelijke uitlatingen die voor een deel ernstig grievend en grof beledigend zijn in de richting van ambtenaren, rechters, rechterlijke instanties, de rechtsstaat Nederland en Nederland in het algemeen. Een en ander levert een ernstige verstoring op van de goede procesorde reeds gelet op de impact die dergelijke uitlatingen hebben op degenen die als inspecteur, rechter of juridisch medewerker bij de zaak betrokken zijn.
3. Het ondanks de waarschuwingen en de weigeringen doorgaan met het indienen van stukken die telkenmale en zelfs in steeds ernstiger mate doorspekt zijn met uitlatingen die (zeer) grievend zijn en (deels zeer grove) beledigingen inhouden, vormt een dermate ernstige verstoring van de goede procesorde dat het Hof de stukken waarin dergelijke uitlatingen voorkomen in zijn geheel buiten beschouwing zal laten, en [A] als de gemachtigde van belanghebbende als zodanig zal weigeren.
4. Het Hof draagt de griffier op deze beslissing te sturen aan [A] alsmede naar belanghebbende, teneinde hen in kennis te stellen van de weigeringsbeslissing. Belanghebbende zal in de gelegenheid worden gesteld om, desgewenst, binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen.
5. Voor de vraag of de onderhavige zaak wordt behandeld binnen een redelijke termijn heeft te gelden dat de vertraging in de afdoening van de zaak geheel voor rekening van belanghebbende komt. Het is immers het onaanvaardbare gedrag van de door de belanghebbende ingeschakelde gemachtigde die tot de vertraging leidt.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, F.J.P.M. Haas en C.J. Hummel, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Lambeck, als griffier. De beslissing is op 31 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze tussenuitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.