Gerechtshof Amsterdam, 26-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:278, 18/00109
Gerechtshof Amsterdam, 26-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:278, 18/00109
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 26 januari 2021
- Datum publicatie
- 17 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:278
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:17
- Zaaknummer
- 18/00109
Inhoudsindicatie
Belanghebbende draagt vastgoed over door middel van afsplitsing tegen storting op aandelen in een BV. Toepassing splitsingsvrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel h van de Wet op belastingen van rechtsverkeer juncto artikel 5c, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971. Toetsing bewijsvermoedens, wat is het beoordelingstijdstip en bij wie ligt de bewijslast?
Uitspraak
kenmerk 18/00109
26 januari 2021
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 31 januari 2018 in de zaak met kenmerk HAA 16/884 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X NV] , gevestigd te Amstelveen, belanghebbende,
gemachtigden: mrs. A.C. Breuer (advocaat te Alkmaar) en G.C.D. Grauss (Loyens & Loeff N.V. te Amsterdam)
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op aangifte, gedagtekend 10 september 2012, een bedrag van € 3.854.760 aan overdrachtsbelasting voldaan. Zij heeft hiertegen bij brief van 18 oktober 2012 bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 23 december 2015, het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak als volgt op het beroep beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de te betalen overdrachtsbelasting tot nihil;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.252,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 maart 2018, aangevuld bij brief van 5 april 2018. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend, aangevuld bij brief van 14 november 2019. Op 27 mei 2020 en 12 juni 2020 zijn nadere stukken ontvangen van respectievelijk de inspecteur en belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres is een niet-beursgenoteerd vastgoedfonds.
2. Per brief van 11 november 2011 is eiseres benaderd door [de Stichting] (hierna: de Stichting), een Nederlands pensioenfonds. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Op 20 oktober jongstleden hebben wij elkaar gesproken inzake de haalbaarheid van een ruil-transactie tussen [eiseres] en [de Stichting]. Zoals toegelicht, overweegt [de Stichting] haar strategisch vastgoedbeleid te herzien. Onderdeel van deze strategische heroverweging is het omzetten van de huidige directe vastgoedportefeuille van [de Stichting] naar een indirecte vastgoedportefeuille. Om dit te bewerkstelligen is [de Stichting] gesprekken gestart met enkele geselecteerde vastgoedpartijen.
Een methode om direct vastgoed te transformeren naar indirect vastgoed is het aangaan van een ruiltransactie. Hierbij wordt vastgoed ingebracht in een bestaand vastgoedfonds (beurs- of niet beursgenoteerd) in ruil voor hoofdzakelijk aandelen c.q. participaties in het betreffende vastgoedfonds. Door middel van deze brief verzoeken wij u, namens [de Stichting], een voorstel op te stellen inzake een mogelijke ruiltransactie tussen [eiseres] en [de Stichting].”
3. Eiseres heeft een voorstel opgesteld. Op 23 april 2012 hebben eiseres en de Stichting overeenstemming bereikt en daartoe een “Overeenkomst op hoofdlijnen inzake inbreng van vastgoed in en de toetreding tot [eiseres]” getekend. In de overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“D. [De Stichting] en [eiseres] hebben op grond van de uitkomsten van deze selectieprocedure de intentie om de onder C bedoelde vastgoedportefeuille in te brengen in [eiseres] tegen uitgifte van aandelen letter A voor de in te brengen woningcomplexen en aandelen letter B voor de in te brengen winkelcomplexen, met dien verstande dat circa 1/3 van de waarde van de Vastgestelde Portefeuille door [eiseres] in liquiditeiten zal worden betaald aan [de Stichting].
E. De structurering van de transactie is mede afhankelijk van de fiscale mogelijkheden om de last van overdrachtsbelasting te minimaliseren.
(…)
Artikel 1 – Inbreng van de Vastgestelde Portefeuille
(…)
[de BV] is voornemens uiterlijk 30 juni 2012 (de “Inbrengdatum”) het eigendom van de Vastgestelde Portefeuille in te brengen in [eiseres], te[ge]n de uitgifte van aandelen A en B in het kapitaal van [eiseres] aan [de BV] . De toetreding, inbreng en uitgifte zal worden geeffectueerd door ondertekening van de Toetredingsovereenkomst en middels ondertekening van een akte van inbreng en uitgifte, (…). Circa 1/3 van de waarde van de Vastgestelde Portefeuille zal door [eiseres] in liquiditeiten worden betaald aan [de BV] of via overdracht van aandelen tot verrekening komen.
(…)
Artikel 2 – Uitgifte en koop/levering van Aandelen
(…)
Afhankelijk van de te kiezen transactiestructuur zal ofwel 1) voor de gehele waarde van de Vastgestelde Portefeuille aandelen worden uitgegeven met direct daarop volgend de doorlevering van éénderde van de aandelen aan (een) Bestaande Aandeelhouder(s) van [eiseres] ofwel 2) voor circa een bedrag van tweederde van de waarde aandelen worden uitgegeven, waarbij de resterende éénderde in contanten door [eiseres] zal worden betaald.
Bij toetreding middels inbreng met vastgoed geldt geen opslag als compensatie voor overdrachtsbelasting als er geen overdrachtsbelasting bij de inbreng is verschuldigd. Indien er wel overdrachtsbelasting is verschuldigd dan is 50% van de verschuldigde overdrachtsbelasting voor rekening van [de BV] en 50% voor [eiseres].
[de BV] heeft een exemplaar ontvangen van het bedrijfsprofiel 2012 (het “Bedrijfsprofiel”) voor [eiseres] de dato 7 december 2011.”
4. Op 26 april 2012 zijn de aandeelhouders van eiseres akkoord gegaan met het voorstel.
5. Om uitvoering te geven aan de overeenkomst heeft de Stichting op 28 juni 2012 een BV opgericht met de naam [de BV] (hierna: de BV), waarin de Stichting alle aandelen houdt.
6. Op 9 augustus 2012 heeft de Stichting door middel van een (agio)storting op
aandelen, vastgoed ingebracht in de BV ter waarde van € 134.188.000, bestaande uit winkels met een waarde van € 29.275.000 en woningen met een waarde van € 104.913.000.
7. Eveneens op 9 augustus 2012 heeft de BV het van de Stichting verkregen vastgoed afgesplitst naar eiseres. Door eiseres zijn tegelijkertijd aandelen met een totale waarde van € 111.027.061 toegekend aan de Stichting.”
De hiervoor vermelde feiten zijn door partijen op zichzelf niet bestreden, met uitzondering van hetgeen in punt 7 omtrent de waarde van de aandelen is opgenomen. De inspecteur heeft hieromtrent terecht opgemerkt dat belanghebbende niet aandelen met een totale waarde van € 111.027.061 heeft toegekend aan de Stichting, maar 111.027.061 aandelen met een nominale waarde van € 0,50 per aandeel. Ook het Hof zal van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan, met inachtneming van genoemde verbetering door de inspecteur. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.
In de statuten van belanghebbende is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
“HOOFDSTUK I.
Begripsbepalingen.
Artikel 1.
In de statuten wordt verstaan onder:
(…)
d. bedrijfsprofiel: de kenmerken van de vennootschap als vermogensbeheerder van vastgoed (zonder bijlagen);
(…)
HOOFDSTUK III.
Kapitaal en aandelen. Aandeelhouderschap. Register.
Artikel 4. Maatschappelijk kapitaal. Soorten aandelen.
1. Het maatschappelijk kapitaal bedraagt twee miljard euro (…).
2. Het is verdeeld in vier miljard (…) aandelen van vijftig eurocent (…), en wel in:
a. één miljard eenhonderd miljoen (…) aandelen A, waartegenover de portefeuille
“woningen” staat;
b. één miljard eenhonderd miljoen (…) aandelen B, waartegenover de portefeuille
“winkels” staat;
c. één miljard vierhonderd miljoen (…) aandelen C, waartegenover de portefeuille “kantoren” staat;
d. vierhonderd miljoen (…) aandelen D, waartegenover de portefeuille “bedrijfsruimten” staat.
(…)
HOOFDSTUK IV.
Uitgifte van aandelen. Eigen aandelen. Kapitaalvermindering.
Artikel 7. Uitgifte van aandelen. Bevoegd orgaan. Notariële akte.
1. Uitgifte van aandelen kan slechts geschieden ingevolge een besluit van de algemene vergadering, voorzover door de algemene vergadering na voorafgaande goedkeuring van de raad van commissarissen geen ander vennootschapsorgaan is aangewezen.
(…)
Artikel 8. Voorwaarden van uitgifte. Voorkeursrecht.
-
Bij het besluit tot uitgifte van aandelen worden de koers en de verdere voorwaarden van uitgifte bepaald.
-
Iedere aandeelhouder heeft bij uitgifte van aandelen een voorkeursrecht naar evenredigheid van het gezamenlijke bedrag van zijn aandelen, met inachtneming van de beperkingen volgens de wet.
(…)
HOOFDSTUK VI.
Blokkeringsregeling.
Artikel 14. Goedkeuring. Aanbieding.
Afdeling A. Geen goedkeuring of aanbieding van aandelen bij voorgenomen overdracht aan een groepsmaatschappij.
(…)
Afdeling B. Goedkeuring raad van commissarissen bij voorgenomen overdracht, anders dan aan een groepsmaatschappij.
-
Elke overdracht van aandelen, anders dan onder afdeling A bedoeld, kan slechts geschieden met inachtneming van hetgeen hierna in dit artikel is bepaald.
-
Een houder van aandelen die één of meer aandelen wenst over te dragen, hierna te noemen:
de “verzoeker”, behoeft daarvoor de goedkeuring van de raad van commissarissen. Het
verzoek om goedkeuring wordt gedaan bij kennisgeving gericht aan de directie, onder opgave van het aantal aandelen dat de verzoeker wenst over te dragen en de rechtspersoon of rechtspersonen aan wie hij die aandelen wenst over te dragen. (…) Bij het verlenen van de goedkeuring zal de raad van commissarissen zich zoveel als mogelijk houden aan het
bepaalde in het bedrijfsprofiel.
(…)
Afdeling C. Aanbieding van aandelen bij voorgenomen overdracht, anders dan aan een groepsmaatschappij of na goedkeuring.
1. Elke overdracht van aandelen, anders dan hiervoor onder afdeling A bedoeld of anders dan na
verkregen goedkeuring hiervoor onder afdeling B bedoeld, kan slechts geschieden nadat de
aandelen aan de medeaandeelhouders zijn te koop aangeboden zoals hierna in dit artikel is
bepaald. (…)
6. De medeaandeelhouders die de aangeboden aandelen willen kopen, geven daarvan kennis aan
de directie binnen twee weken nadat de directie het aanbod ter kennis van de
medeaandeelhouders heeft gebracht. Bij de uitoefening van dit kooprecht zullen houders van
de aandelen, behorende tot dezelfde soort als waartoe de aangeboden aandelen behoren,
voorrang hebben boven de andere aandeelhouders. (…).
(…)
HOOFSDTUK VII.
Bestuur.
(…)
Artikel 21. Goedkeuring van besluiten van de directie.
(…)
2. Onverminderd het elders in de statuten dienaangaande bepaalde, zijn aan de goedkeuring van de algemene vergadering onderworpen de besluiten van de directie tot:
a. Uitgifte en verkrijging van aandelen in (…) de vennootschap (…);
(…)
d. een voorstel tot juridische fusie of splitsing in de zin van titel 7 van boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek;
(…)
3. Onverminderd het elders in de statuten dienaangaande bepaalde, zijn aan de goedkeuring van de vergadering A casu quo vergadering B casu quo vergadering C casu quo vergadering D onderworpen de besluiten van de directie tot:
(…)
investeringen of desinvesteringen welke een waarde vertegenwoordigen die meer dan twintig procent (…) bedraagt van de laatst bekende net asset value van de portefeuille waartegenover de betreffende soort aandelen staat.
(…)
HOOFDSTUK X.
Vergaderingen van aandeelhouders.
(…)
Artikel 41. Stemmingen.
1. (…) Voorzover de wet of de statuten geen andere meerderheid voorschrijven, worden alle overige besluiten genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. (…).
(…)
Artikel 43. Vergaderingen van houders van aandelen van een bepaalde soort.
-
Besluiten van vergaderingen van een bepaalde soort kunnen worden genomen in een vergadering van houders van aandelen van de betreffende soort.
-
Vergaderingen van houders van aandelen van een bepaalde soort worden gehouden zo dikwijls de directie of de raad van commissarissen dat nodig acht. (…).”
Bij brief van 23 september 2013 heeft mr. [A] , bedrijfsjurist (directiesecretaris) bij belanghebbende (hierna: de bedrijfsjurist), onder meer het volgende geschreven aan mr. [B] ( [kantoor] ):
“Op uw verzoek ontvangt u hierbij een toelichting op de werking van de preferentielijst bij [belanghebbende] in relatie tot de toetreding van [de Stichting] middels een splitsing.
De toe- en uittreding van aandeelhouders in [belanghebbende] is vastgelegd in hoofdstuk 4 van het Bedrijfsprofiel. Dit treft u als bijlage aan.
Hierbij is met name de onder 4.2 2e bullet genoemde prioriteitstelling van belang. In de praktijk werkt dit als volgt;
Per de laatste dag van een kwartaal kunnen de bestaande aandeelhouders hun toe- en uittredingswensen opgeven, welke vervolgens op de preferentielijst worden geplaatst. (…) Alle door de aandeelhouders opgegeven preferenties worden vervolgens per de laatste dag van het kwartaal opgenomen in het kwartaalverslag van [belanghebbende]. (…)
Vervolgens wordt door de directie, met goedkeuring van de Raad van Commissarissen, bepaald of een gewenste aandelentransactie ook daadwerkelijk kan worden geëffectueerd. Hierbij wordt bij toetreding gekeken naar de liquiditeitsbehoefte van de vennootschap (…). Tevens wordt gekeken naar de mogelijkheid tot omlettering tussen twee sectoren en de mogelijke match van toe- en uittredingswensen van verschillende aandeelhouders. Op deze wijze wordt voldaan aan de statutaire blokkeringsregeling, zoals opgenomen in de statuten (…). Hierbij geldt, kort samengevat, dat bestaande aandeelhouders bij uitgifte of overdracht van aandelen altijd voor gaan op nieuwe toetreders.
Een andere wijze waarop toetreders aandelen kunnen verkrijgen is de mogelijkheid van het verkrijgen van aandelen middels een fusie of een splitsing, zoals dit heeft plaatsgevonden bij [de Stichting]. (…) Hierbij geldt niet de blokkeringsregeling zoals opgenomen in de statuten. Dit betekent dan ook dat de volgorde van de preferentielijst niet van toepassing is. Dit zou anders zijn geweest indien [de Stichting] aandelen zou hebben verkregen tegen inbreng in natura (vastgoed).”
In het bij deze brief gevoegde afschrift van het genoemde Bedrijfsprofiel 2012, dat op 7 december 2011 door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van belanghebbende is vastgesteld (hierna: het Bedrijfsprofiel) is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“4.1 Algemeen
(…) Bij het formuleren van de procedure voor toe- en uittreding hanteert [belanghebbende] de volgende uitgangspunten:
- -
-
aantrekkelijkheid van het product in de institutionele vastgoedbeleggingsmarkt;
- -
-
belangenbescherming van bestaande aandeelhouders, bescherming van de performance per sector.
(…)
De procedure toe- en uittreding houdt rekening met verschillende situaties die zich kunnen voordoen:
- -
-
bestaande aandeelhouder versus nieuwe toetreder;
- -
-
inbreng van liquiditeiten of vastgoed of een combinatie daarvan;
- -
-
overdracht van bestaande aandelen versus uitgifte van nieuwe aandelen.
Procedure toe- en uittreding en omlettering
Voor toetreding gelden de volgende voorwaarden:
- -
-
goedkeuring van de Raad van Commissarissen binnen de door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders voor een periode van maximaal 18 maanden gestelde kaders;
- -
-
prioriteitsstelling voor bestaande aandeelhouders via kwartaalopgave, zie hierna onder Opgave beoogde aandelenmutaties en prioriteitsstelling over toe- en uittreders;
- -
-
een minimumomvang van de waarde bij eerste inbreng (in vastgoed, liquiditeiten of een combinatie) (…);
- -
-
bij toetreding met vastgoed wordt de in te brengen portefeuille gewaardeerd conform de waarderingsgrondslagen en de uitgangspunten voor taxatie van [belanghebbende] (…);
(…)
Opgave beoogde aandelenmutaties, obligo en prioriteitsstelling over toe- en uittreders
Aanmeldingen voor toetreding door bestaande aandeelhouders gaan boven nieuwe aandeelhouders. Aandeelhouders kunnen uiterlijk op de laatste dag van een kwartaal de voor ultimo het volgende kwartaal beoogde aandelenmutaties (toetreding, uittreding, omlettering) schriftelijk aangeven. Op basis van deze en eerdere opgaven van aandeelhouders wordt de door de directie opgestelde geactualiseerde opgave in het kwartaalverslag vastgelegd. (…)
Elke opgave van een aandeelhouder geldt voor een periode van 24 maanden (de obligoperiode), ingaande op de laatste dag van het kwartaal waarin de opgave is gedaan. [Gedurende de obligoperiode is de aandeelhouder gehouden om, op eerste verzoek van de directie en/of raad van commissarissen van de vennootschap, tot volstorting en aanvaarding van een binnen de opgegeven toetredingspreferenties vallend en door de directie op basis van de net asset value op de wijze zoals vastgelegd in dit Bedrijfsprofiel vast te stellen aantal aandelen (…).] (…)
Een wens tot toetreding kan worden gehonoreerd voor zover deze past binnen de liquiditeitsgrens van 10% van het eigen vermogen van de sectorportefeuille, rekening houdend met bestaande preferenties. (…) Een aandelenoverdracht anders dan op de hiervoor genoemde wijzen, kan uitsluitend plaatsvinden dan na aanbieding aan de bestaande aandeelhouders en rekening houdend met de preferenties uit de laatst bekende kwartaalopgave.”
In de door de rechtbank onder 2 vermelde brief aan belanghebbende van 11 november 2011 schrijft de financieel adviseur van de Stichting ( [adviseur Z] hierna: [adviseur Z] ) namens de Stichting onder meer nog het volgende:
“Wij verzoeken u de volgende vragen in het voorstel te beantwoorden:
(…)
4. Is [belanghebbende] bereid een deel van de transactiewaarde in contanten te voldoen aan [de Stichting]? Zo ja, voor welk percentage van de transactiewaarde en binnen welke termijn?
5. Hoe ziet de meest (fiscaal) optimale transactiestructuur er volgens [belanghebbende] uit?
6. Welke vervolgstappen dienen volgens [belanghebbende] ondernomen te worden (…)?
(…) Op basis van het ontvangen voorstel zal [de Stichting] haar keuze maken om al dan niet
met [belanghebbende] verder in gesprek te gaan over een mogelijke ruiltransactie. (…)”
In een notitie van 16 november 2011 van [adviseur Z] aan de [commissie vermogensbeheer] van de Stichting is onder meer het volgende vermeld:
“Betreft Beoordeling voorstellen swap-transactie
(…)
Inleiding
Deze notitie beschrijft en beoordeelt de ontvangen voorstellen van de geselecteerde swap-partijen in het kader van de door [de Stichting] voorgenomen omzetting van de directe vastgoedportefeuille naar een indirecte vastgoedportefeuille (…).
(…)
Beoordelingscriteria
Om de ontvangen voorstellen te beoordelen zijn een 4-tal criteria opgesteld, gebaseerd op de eerder vastgestelde strategienota (…).
% Swap: Dit criterium geeft aan welk percentage van de portefeuille van [de
Stichting] in aanmerking komt voor een swap-transactie. (…)
Betaalmix: Dit criterium geeft aan welk deel van de transactiewaarde in
aandelen/participaties van de tegenpartij wordt voldaan en welk deel in
contanten. Hoe meer contanten hoe eerder [de Stichting] de
gewenste verdeling tussen beursgenoteerde en niet beursgenoteerde
vastgoedfondsen kan bereiken.
Tegenpartij: Dit criterium geeft aan hoe aantrekkelijk de tegenpartij is. (…) op basis van
zes subcriteria.
Restportefeuille: Dit criterium geeft aan of de swap-partij ook een rol kan spelen bij de
afbouw van de directe vastgoedportefeuille van [de Stichting] die niet in de
swap wordt betrokken.
(…)
Aanbeveling
Op basis van de ontvangen voorstellen en de strategienota is onze aanbeveling om met [belanghebbende] een swap-transactie verder te onderzoeken. Deze aanbeveling is gebaseerd op de betaalmix, waardoor [de Stichting] voor een deel direct contanten ontvangt en de kwaliteit van de swap-partij.”
In een notitie van 1 maart 2012 van [adviseur Z] aan de [commissie vermogensbeheer] van de Stichting is onder andere het volgende opgenomen:
“Betreft Beoordeling herzien voorstel swap-transactie [D]
(…)
Inleiding
Deze notitie geeft de stand van zaken voor het project ‘uit de stenen’. Naar aanleiding van de vergadering van de [commissie vermogensbeheer] van 6 februari 2012 is contact geweest met [D] ( [D] ) om hun voorstel aan te scherpen (…).
(…)
Beoordeling voorstellen
(…) [De Stichting] kan op basis van optie 1 voor 44% swappen, voor 34% met [belanghebbende] en voor 10% met de huisfondsen van [D] . Daarnaast kan [belanghebbende] circa € 34 miljoen in contanten voldoen. (…)
[De Stichting] kan op basis van optie 2 voor 58% swappen met de huisfondsen van [D] . (…) De opbouw van de beursgenoteerde vastgoedportefeuille start bij deze optie met € 70 miljoen en wordt aangevuld met de opbrengsten van de dispositie van de restportefeuille woningen (€ 83 mln.), winkels (€ 11 mln.) en kantoren (€ 63 mln) en bedrijfsruimten (€ 3 mln). De contanten die ontvangen worden in de beide opties kunnen gebruikt worden om een start te maken met het opbouwen van de portefeuille van beursgenoteerde aandelen. (…)
Kosten swap-transactie
De vastgoedfondsen waar de vastgoedportefeuille van [de Stichting] in zal worden ondergebracht is als verkrijger overdrachtsbelasting verschuldigd over de aankoop. (…) Alhoewel normaliter de verkrijger van het vastgoed de overdrachtsbelasting verschuldigd is, wordt dit bij transacties tussen professionele partijen altijd doorberekend in de prijs. Dit betekent dat het voorkomen van overdrachtsbelasting resulteert in de verlaging van transactiekosten voor [de Stichting].
Bij een swap-transactie is het mogelijk om heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen. Er kan namelijk een beroep worden gedaan op de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een juridische fusie tussen twee vastgoedfondsen. Om hiervan gebruik te kunnen maken dient de vastgoedportefeuille van [de Stichting] te worden ondergebracht in een aparte juridische entiteit. Vervolgens kan deze juridische entiteit met een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting juridisch fuseren met het betreffende vastgoedfonds. [Belanghebbende] heeft aangegeven voor de woningportefeuille van [de Stichting] een juridische fusie te willen aangaan. [D] ziet daarentegen hiertoe geen mogelijkheden. (…) Om een swaptransactie mogelijk te maken is juridische en fiscale begeleiding nodig. Voor de fiscale begeleiding is het voorstel om gezamenlijk [kantoor] in te schakelen. Zowel [D] als [belanghebbende[ werken met deze partij.”
In een memo van 16 maart 2012 van de directie van belanghebbende aan haar Raad van Commissarissen is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Betreft: kaderinstemming toetreding [van de Stichting] door middel van inbreng van een deel van de vastgoedportefeuille, evenals de organisatie/procesgang van het afmanagen van de resterende vastgoedportefeuille van [de Stichting]
Inleiding
(…) In het najaar van 2011 zijn wij door [adviseur Z] benaderd met de vraag of wij betrokken wensten te worden in een selectie van partijen (…). Wij hebben positief gereageerd op deze mogelijkheid (…).
(…)
Voortgang
Op 16 maart heeft een nadere kennismaking plaats gevonden (…). De vertegenwoordigers van [de Stichting] hebben aangegeven de keuze voor [belanghebbende], inclusief onze propositie, met een positief advies voor te leggen aan het Bestuur. (…) Tevens is aandacht besteed aan het fiscale overgangstraject, waarvoor al contacten zijn geagendeerd met [kantoor] . Voor de timing van de transactie kan voor ten minste de woningportefeuille de nog resterende looptijd van de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting tot 1 juli a.s. van belang zijn als onverhoopt de beoogde fiscale route niet mogelijk zou zijn.
Besluitvorming
Teneinde adequaat te kunnen handelen is het voor [belanghebbende] van belang dat instemming wordt verkregen voor de opzet van het gehele voorstel. In eerste instantie wordt voor de totaliteit instemming gevraagd van de RvC. In een later stadium zullen de aandeelhouders van de sector Woningen zich moeten uitspreken (belang is groter dan 20%) en zal tevens van alle aandeelhouders het groene licht gekregen moeten worden voor de constructie van het afmanagen. (…)
Wij menen met de uitvoering van dit voorstel een positieve bijdrage te leveren aan verschillende gewenste ontwikkelingen voor [belanghebbende]:
Substantiële directe toetreding van een bedrijfstakpensioenfonds (…)
Een schaalsprong voor de woningportefeuille met bestaand en verhuurd vastgoed, waardoor het rendement risicoprofiel verbetert
Uitbreiding van de winkelportefeuille met twee gewenste objecten
Directe honorering van uitstaande preferenties van bestaande aandeelhouders, binnen de obligoregeling
Toetredingsmogelijkheden voor aspirant aandeelhouders”
In de notulen van de vergadering van de Raad van Commissarissen van belanghebbende van 4 april 2012 is – voor zover hier relevant – het volgende vastgelegd:
“5. Toetreding [van de Stichting]
(…) Op basis van de laatste taxaties praten we over € 110 miljoen Woningen en € 27 miljoen Winkels. [De Stichting] krijgt voor 2/3e van de waarde aandelen en voor 1/3e contanten. (…) In de AvA van 24 april a.s. zal aan de sector Woningen goedkeuring voor de transactie worden gevraagd. Gemeld zal worden dat de Raad van Commissarissen met het voorstel akkoord is. (…) De Raad van Commissarissen is positief over het voorstel en de voorgestelde constructie. (…)”
In een notitie van 10 april 2012 aan de aandeelhouders van de sector Woningen heeft de directie van belanghebbende onder meer het volgende vermeld:
“Betreft: Goedkeuring inbreng woningportefeuille [van de Stichting]
Inleiding
(…) In het najaar van 2011 is [belanghebbende] benaderd door de adviseur van [de Stichting] met de vraag of wij betrokken wensten te worden in een selectie van partijen, waarbij één van de mogelijkheden zou kunnen bestaan uit het inbrengen van vastgoed in ruil tegen deels aandelen (swap) en een kleiner deel in cash (circa 1/3). Belanghebbende heeft hierop positief gereageerd en vervolgens is de directe portefeuille van € 0.4 miljard beoordeeld welke objecten in overwegende mate aansluiten op de beleidscriteria van [belanghebbende]. De uitkomst van dit oordeel is samengevat als volgt:
Waarde objecten
(…) selectie [belanghebbende]
Woningen (…) € 110 mln
Winkels (…) € 27 mln
Kantoren (…) -
Totaal (…) € 137 mln
(…) Inmiddels heeft [de Stichting] laten weten dat de keuze op belanghebbende is gevallen en dat de door [belanghebbende] geselecteerde objecten kunnen worden ingebracht.
Aan de Vergadering van Aandeelhouders sector Woningen wordt het besluit voor de inbreng van de geselecteerde woningportefeuille ter goedkeuring voorgelegd omdat deze acquisitie de 20% grens overschrijdt. Hiervoor is een meerderheid (> 50%) van de stemmen nodig.
(…)
Proces van de transactie
De inbreng van de portefeuille betreft grotendeels een aandelenruil (circa 2/3) en voor het restant van 1/3 een betaling in cash. De verhouding is nog niet exact bekend en dit geldt ook van de verdeling van de cash component over de sectoren Woningen en Winkels. Het is de bedoeling dat de inbreng van de portefeuille fiscaal-juridisch zodanig wordt gestructureerd dat geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. Hierover is reeds overleg met de Belastingdienst ingepland. (…) Er is voor gekozen de transactie eind juni 2012 te laten plaatsvinden zodat, indien de Belastingdienst aan de beoogde route geen goedkeuring verleent, alsnog de overdracht tegen het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. In dat geval zal de last van de overdrachtsbelasting, in lijn met de regeling in het Bedrijfsprofiel, gelijkelijk worden verdeeld over de bestaande aandeelhouders en [de Stichting] (dus een maximale last voor [belanghebbende] van € 1,1 miljoen).
De beoogde route zou ertoe kunnen leiden dat de gehele portefeuille wordt ingebracht via een aandelenruil met direct daarop volgend voor de beoogde cash-component een doorplaatsing van aandelen aan de bestaande aandeelhouders in volgorde van de preferentielijst (stand per 31 maart 2012: € 92,6 miljoen).Met [de Stichting] is een overeenkomst op hoofdlijnen opgesteld voor deze transactie. Onderdeel daarvan is een uitgebreid draaiboek met alle processtappen. Belangrijke onderdelen van het proces zijn:
- -
-
Waardering van de in te brengen portefeuille
- -
-
Due diligence
- -
-
Transactiekosten
(…)
Rationale van de transactie
De transactie biedt de volgende pluspunten:
Verbetering van de portefeuillekarakteristieken:
(…)
Andere voordelen
- -
-
Toetreding van een substantieel bedrijfstakpensioenfonds (…)
- -
-
De positie van de grootste aandeelhouder in het woningfonds (…) zal afnemen van 41% naar 33%
- -
-
Doordat [de Stichting] deels ook cash wenst, betekent de toetreding ook het honoreren van uitstaande preferenties
Goedkeuring
Wij vragen de goedkeuring (benodigde meerderheid: > 50%) aan de Vergadering van Aandeelhouders sector Woningen voor de inbreng van de geselecteerde woningportefeuille.”
De in de notitie gevraagde goedkeuring is door de vergadering van aandeelhouders sector Woningen op 24 april 2012 verleend.
Namens belanghebbende en de Stichting heeft [kantoor] op 11 april 2012 een verzoek om vooroverleg ingediend bij de Belastingdienst. In een als bijlage bij dit verzoek gevoegde notitie van 11 april 2012, getiteld ‘Inbreng vastgoed in ruil voor aandelenbelang: stappen en fiscale aspecten’, is onder meer het volgende vermeld:
“3 OPZET STRUCTUUR
Inleiding
[De Stichting] wil in ruil voor de inbreng van Nederlands vastgoed een belang verkrijgen in
[belanghebbende]. (…) Aangezien [de Stichting] enkel vastgoed wil ruilen met
[belanghebbende] tegen aandelen, kan – in het licht van de in het verleden met de
Belastingdienst gevoerde discussies en de ontwikkelingen – niet gezegd worden dat sprake is van
een onderneming of een zelfstandig onderdeel van een onderneming. Samenwerking in de vorm
van een bedrijfsfusie lijkt voor partijen dan ook geen optie.
Een juridische afsplitsing van het vastgoed zou de meest voor de hand liggende route zijn
om tot de gewenste structuur te komen. De overgang van vastgoed als gevolg van een juridische (af)splitsing is in principe vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Artikel 2:334b, eerste lid, van het BW eist voor (af)splitsing dat de splitsende partij en de verkrijgende partij dezelfde rechtsvorm hebben. (…) Aangezien [de Stichting] vanwege bovenstaande civiele beperking het vastgoed niet rechtstreeks onder algemene titel kan overdragen aan [belanghebbende], zal het vastgoed eerst moeten worden ingebracht in een door [de Stichting] nieuw op te richten besloten vennootschap (‘BV’). De BV zal vervolgens het vastgoed afsplitsen naar [belanghebbende] tegen uitreiking van aandelen aan [de Stichting]. (…) Bijgevoegd treft u een overzicht aan van de verdeling van [de aandelen in belanghebbende] na afsplitsing (Bijlage II). Opmerking verdient dat deze verdeling nog niet definitief is. Direct na de transactie zal [de Stichting] circa 1/3 van de verkregen aandelen overdragen aan de aandeelhouders van [belanghebbende] die zich reeds gecommitteerd hebben. Bijgevoegd treft u een overzicht aan van de verdeling (bij benadering) van het aandelenkapitaal na voornoemde transactie (bijlage III).”
Bijlage II bij de onder 2.11.1 genoemde notitie, getiteld ‘Cijfers direct na inbreng volledige portefeuille tegen aandelen’ bevat – gespecificeerd per aandeelhouder en per sector (woningen, winkels, kantoren en bedrijfsruimten) – hoeveel aandelen elke aandeelhouder per sector (en in totaal) in belanghebbende bezit na de genoemde inbreng. Voorts is het percentuele aandelenbezit (per sector en in totaal) per aandeelhouder gespecificeerd, waarbij voor de Stichting het volgende is vermeld: 19% in de sector Woningen, 3,6 % in de sector Winkels, 0% in de overige twee sectoren en 7,2% van het totaal.
Bijlage III bij deze notitie, getiteld ‘Cijfers na doorplaatsing opgelijnde aandeelhouders’ bevat – op dezelfde wijze per aandeelhouder gespecificeerd als in Bijlage II – het aantal aandelen en het percentuele aandelenbezit na de vermelde ‘doorplaatsing’. Voor de Stichting is hierin wat betreft het percentuele aandelenbezit het volgende vermeld: 11,1% in de sector Woningen, 3,6 % in de sector Winkels, 0% in de overige twee sectoren en 4,8% van het totaal.
In een memo van 12 april 2012 van [adviseur Z] aan de [commissie vermogensbeheer] van de Stichting is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Inleiding
Deze notitie geeft een overzicht van de stappen die genomen zullen worden naar aanleiding van het besluit van het bestuur van 21 maart 2012 inzake de vastgoedportefeuille van het pensioenfonds om:
a. a) de swap-transactie aan te gaan met [belanghebbende];
(…)
Swap-transactie [belanghebbende]
(…) Tot 1 juli 2012 is er een verlaagd tarief voor de overdrachtsbelasting van toepassing van 2%. De intentie is om de swap-transactie vrij van overdrachtsbelasting te laten plaatsvinden, mocht dit onverhoopt niet slagen, dan kan tot 30 juni 2012 gebruik worden gemaakt van dit verlaagde tarief.
De werkzaamheden ten behoeve van de swap-transactie zijn onder te verdelen in drie hoofdonderwerpen:
- -
-
Due diligence: (…)
- -
-
Waardering; (…)
- -
-
Transactiestructuur; de inrichting van de transactiestructuur is er op gericht om heffing van overdrachtsbelasting te voorkomen. Hiervoor zal overleg worden gepleegd met de belastingdienst. Daarnaast zullen de afspraken inzake de swap-transactie tussen [de Stichting] en [belanghebbende] contractueel worden vastgelegd.”
De door belanghebbende en de Stichting gevraagde bespreking met de inspecteur heeft plaatsgevonden op 17 april 2012. Naar aanleiding van deze bespreking heeft de inspecteur bij e-mailbericht van 17 april 2012 aan mr. [B] ( [kantoor] ) gevraagd om nadere informatie over de voorgenomen transactie, onder meer omtrent de zakelijke overwegingen voor de voorgenomen afsplitsing, beoordeeld vanuit de betrokken rechtspersonen.
Op 23 april 2012 hebben belanghebbende en de Stichting de ‘overeenkomst op hoofdlijnen inzake inbreng van vastgoed in en de toetreding tot [belanghebbende]’ ondertekend, zoals vermeld in onderdeel 3 van de door de rechtbank vastgestelde feiten. In deze overeenkomst is voorts nog onder meer het volgende vermeld:
“De ondergetekenden:
(…)
nemen het volgende in aanmerking:
(…)
G. [Belanghebbende] en haar aandeelhouders hebben hun onderlinge rechtsverhouding
met betrekking tot [belanghebbende] vastgelegd in de Statuten, het Bedrijfsprofiel en de
Toetredingsovereenkomst.
(…)
Artikel 3 – Due diligence, Toetredingsovereenkomst
(…)
Belanghebbende] zal zo snel mogelijk na het ondertekenen van deze overeenkomst een concept Toetredingsovereenkomst met bijbehorende concept akte van uitgifte aandelen tegen inbreng van de Vastgestelde Portefeuille aan [de Stichting] ter beoordeling voorleggen. [De Stichting] zal toetreden op gelijke voorwaarden en bedingen als die van de overige, reeds bestaande houders van Aandelen A of B in [belanghebbende].
Artikel 11 – Overige afspraken
Partijen streven er naar de in deze overeenkomst beoogde inbreng, uitgifte en toetreding te effectueren op een voor Partijen zo fiscaal gunstig mogelijke wijze. Als fiscaal adviseur in dit verband zal voor Partijen optreden Mr. [B] , [kantoor] te Amsterdam.
(…)
Deze overeenkomst kan uitsluitend schriftelijk door Partijen worden gewijzigd.
De Stichting] verklaart bekend te zijn met de inhoud van de statuten en het Bedrijfsprofiel 2012 van [belanghebbende], die reeds aan [de Stichting] zijn verstrekt.”
In een powerpointpresentatie van 13 juni 2012 van de financieel directeur van belanghebbende aan de participantenraad, met de titel “Voortgang transactie met [de Stichting]”, is onder meer het volgende vermeld:
“Transactiestructuur
- -
-
Nog geen uitkomst van overleg met Belastingdienst over vrijstelling overdrachtsbelasting (…)
- -
-
Transactiestructuur conform hetgeen aan Belastingdienst is voorgelegd
- -
-
[De Stichting] kiest hoogstwaarschijnlijk voor volledige swap (in plaats van 2/3 swap en 1/3 liquiditeiten)
- -
-
Uitzakken stenen in een [vennootschap van de Stichting] per 30 juni
- -
-
Afsplitsen van de stenen naar [belanghebbende] tegen verkrijging van aandelen tegen NAV ultimo juni (ex dividend)
(…)
Inbreng volgens planning op 3 augustus naar de situatie per 30 juni
(…)
BAVA
- -
-
Toetreding in sector Woningen > 20% (23%)
- -
-
Geen beslissing over uitgifte aandelen want gekozen wordt voor de weg van de juridische splitsing (i.c. afsplitsing) waarvoor een specifieke regeling geldt
- -
-
Daarom BAVA nodig conform art 21 lid 2 sub d van de statuten waarin goedkeuring (> 50%) wordt gevraagd over het voorstel tot splitsing in de zin van titel 7 boek 2 BW
- -
-
Planning: verzending voorstel tot splitsing begin juli, vergadering 3 augustus”
In een memo aan de Stichting van 3 juli 2012 heeft [adviseur Z] onder meer het volgende geschreven:
“Betreft Ruilverhouding [de Stichting] – belanghebbende
(…)
Inleiding
6 juli aanstaande zal de ruiltransactie met betrekking tot de 17 (…) vastgoedobjecten [van de Stichting] en [belanghebbende] economisch zijn beslag krijgen. Een maand later, begin augustus, zal de ruiltransactie juridisch worden geëffectueerd. Deze notitie geeft inzicht in de ruilverhouding tussen de 17 [vastgoedobjecten van de Stichting] en de woning- en winkelportefeuille van [belanghebbende].
Inbrengwaarde
(…) Nadat de ruiltransactie is voltooid heeft [de Stichting] de mogelijkheid om per 30 september 2012 een deel van haar aandelen in de (…) woning- en winkelportefeuille [van belanghebbende] te verkopen aan andere aandeelhouders van [belanghebbende]. Op deze wijze ontvangt [de Stichting] haar deel in contanten.”
Bij intern e-mailbericht van 5 juli 2012 aan het bestuur van de Stichting heeft [C] (werkzaam bij het bestuursbureau van de Stichting) onder meer het volgende geschreven (in dit bericht wordt de [commissie vermogensbeheer] (aangeduid als: ‘Cie VB’):
“Bijgevoegd de (gevraagde) concept (accountants) verklaringen van [kantoor] die voor ondertekening klaarliggen (beoogd 6 juli) (…)
Ter info voor niet Cie VB leden:
Om de ruil transactie mogelijk te maken heeft [de Stichting] een B.V. moeten oprichten ([de BV]). Het is namelijk juridisch niet mogelijk om objecten vanuit verschillende rechtsvormen naar elkaar over te hevelen (…). (…) De B.V. wordt later weer opgeheven als de transactie voltooid is.”
Op 6 juli 2012 heeft een buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van belanghebbende plaatsgevonden. In de agenda van deze vergadering is onder andere het volgende vermeld:
“Betreft: goedkeuring voorstel tot juridische splitsing in het kader van de (…) portefeuille [van de Stichting]
(…) Het voorstel tot de juridische splitsing vergt de goedkeuring van de aandeelhouders conform artikel 21 lid 2 sub d van de statuten. Dit betreft een goedkeuring op NV-niveau, waarbij een meerderheid van 50% is benodigd.”
Tijdens de genoemde vergadering hebben de aandeelhouders van belanghebbende het voorstel tot juridische (af)splitsing goedgekeurd. Eén aandeelhouder heeft tegen het voorstel gestemd omdat hij van opvatting was dat onvoldoende inzicht was verschaft in de voorgenomen transactie.
In een notitie van 1 augustus 2012 van [adviseur Z] aan de [commissie vermogensbeheer] van de Stichting is onder meer het volgende vermeld:
“Inleiding
Deze notitie beschrijft de voortgang van de transitie van de vastgoedportefeuille (…).
(…)
Swap-transactie [belanghebbende]
De swap-transactie met [belanghebbende] wordt op 10 augustus 2012 geëffectueerd. (…) Het beroep op de vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij de ruiltransactie is door de betreffende inspecteur van de belastingdienst afgewezen. [Belanghebbende] is voornemens om hiertegen in beroep te gaan. (…) Indien het beroep niet zal slagen is overdrachtsbelasting verschuldigd. [De Stichting] zal op basis van de afspraken met [belanghebbende] dan 50% voor zijn rekening nemen, een bedrag van circa € 1,9 miljoen.
[De Stichting] heeft de mogelijkheid om 1/3 deel van het aandelenbelang dat zij verwerft in [belanghebbende] in te ruilen voor contanten. Dit kan voor het eerst geëffectueerd worden op 30 september 2012. Gezien de discussie die gaat lopen met de belastingdienst inzake de vrijstelling van overdrachtsbelasting is het niet raadzaam om per 30 september 2012 van deze mogelijkheid gebruik te maken. Het omzetten van aandelen in contanten kan de casus verzwakken. Wij adviseren dan ook om eerst de discussie met de belastingdienst af te wachten en pas daarna te besluiten wel of niet van de mogelijkheid gebruik te maken.”
In een conceptverslag van een 21 augustus 2012 gehouden vergadering van de [commissie vermogensbeheer] van de Stichting is onder andere het volgende vermeld:
“2. Verslag 19 juni 2012:
Tekst:
De heer [F] merkt op dat bij het onderwerp Swap vastgoed/overdrachtsbelasting
ontbreekt de afspraak dat de procedure wordt doorgezet en er dus geen cash betalingen
plaatsvinden bij de Swap met [belanghebbende].
(…)
3. Vastgoed
a. Update transitie;
De heer [G] [Hof: werkzaam bij [adviseur Z] ] licht (…) notitie toe. Voor de
overdrachtsbelasting geldt dat inspecteur het standpunt heeft ingenomen dat er
overdrachtsbelasting betaald moet worden (…). (…) Er wordt gesproken over het nut om het
traject voort te zetten. Er wordt besloten om het traject voort te zetten: het betreft € 2 miljoen, de
casus is identiek aan gevallen waar wel een ruling is afgegeven, [belanghebbende] betaalt de
helft van de uiteindelijke kosten en wil in het belang van het bedrijf helderheid over haar
positie.”
In de op 9 augustus 2012 verleden akte van juridische splitsing - waarin de BV is aangeduid als ‘de Splitsende Vennootschap’ en belanghebbende als ‘de Verkrijgende Vennootschap’ - is onder meer het volgende vermeld:
“[Considerans]
De comparant heeft verklaard bij deze akte een splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek tot stand te brengen:
- -
-
waarbij de Splitsende Vennootschap zal blijven voortbestaan;
- -
-
als gevolg waarvan de Verkrijgende Vennootschap een deel van het vermogen van de Splitsende Vennootschap onder algemene titel verkrijgt;
- -
-
en waarbij de aandeelhouder van de Splitsende Vennootschap aandeelhouder wordt van de Verkrijgende Vennootschap.
(…)
HOOFDSTUK II. VOORBEREIDING.
(…)
10. Bestuursbesluit Verkrijgende Vennootschap
Het bestuur van de Verkrijgende Vennootschap heeft op acht augustus tweeduizend twaalf tot splitsing besloten. Het voornemen hiertoe is vermeld in de aankondiging bedoeld sub 5.
(…)
HOOFDSTUK III. TOTSTANDKOMING VAN DE SPLITSING
Alle handelingen, die de wet en de statuten van de partijen bij de splitsing voor de totstandkoming van de splitsing vereisen, zijn verricht. Derhalve is de splitsing tot stand gekomen. Zij wordt van kracht (…) op negen augustus tweeduizend twaalf (…).
HOOFDSTUK IV. TOEKENNING AANDELEN DOOR VERKRIJGENDE VENNOOTSCHAP
Overeenkomstig het voorstel tot splitsing worden door de Verkrijgende Vennootschap in totaal (…) 87.780.731 (…) aandelen A (Woningen) en (…) 23.246.330 (…) aandelen B (Winkels) in het kapitaal van de Verkrijgende Vennootschap, met een nominale waarde van vijftig eurocent (…) elk, toegekend aan de aandeelhouder van de Splitsende Vennootschap. Terzake is een beschrijving opgenomen in het voorstel tot splitsing, die, met inachtneming van artikel 234bb lid 1 van het Burgerlijk Wetboek tevens geldt als beschrijving in de zin van artikel 2:94b van het Burgerlijk Wetboek, opgemaakt. (…)
HOOFDSTUK V. RECHTSGEVOLHEN VAN DE SPLITSING
Omtrent de rechtsgevolgen van de splitsing stellen partijen het volgende vast:
-
De Splitsende Vennootschap houdt niet op te bestaan als gevolg van de splitsing.
-
De Verkrijgende Vennootschap verkrijgt met ingang van de Splitsingsdatum een deel van het vermogen van de Splitsende Vennootschap onder algemene titel, zulks overeenkomstig de beschrijving die deel uitmaakt van het voorstel tot splitsing.”
De inspecteur heeft als bijlage bij zijn conclusie van dupliek in eerste aanleg een kopie overgelegd van de ingevolge de regeling van het Bedrijfsprofiel opgestelde preferentielijst per 1 juli 2012. In die lijst is vermeld dat de preferenties voor toetreding tot de sector Woningen in totaal € 90,8 miljoen bedroegen en voor de sector Winkels € 72 miljoen. Per 1 juli 2012 stonden geen preferenties open op het gebied van uittreding of omlettering van aandelen.
In een brief van 21 juni 2013 van de voorzitter van het bestuur van de Stichting aan mr. [B] ( [kantoor] ) is onder meer het volgende vermeld:
“Naar aanleiding van de discussie tussen de Belastingdienst enerzijds en [belanghebbende] en [de Stichting] anderzijds, is de vraag gesteld waarom bij de effectuering van de ruiltransactie tussen [de Stichting] en [belanghebbende] in augustus 2012, door [de Stichting] is afgezien van betaling in contanten door [belanghebbende] aan [de Stichting] ter grootte van 1/3 van het transactiebedrag van € 134 miljoen. (…) Er zijn drie overwegingen die bij het besluit van [de Stichting] om van contanten af te zien in augustus 2012, een rol hebben gespeeld. Deze drie overwegingen zijn:
1. Bij het opstellen van de request for proposal in het najaar van 2011 gekozen voor de selectie van de beste ruilkandidaat, zijn diverse criteria geformuleerd. Een van deze criteria was de ‘betaalmix’ (…). Dit criterium is primair opgenomen (…) om de serieusheid van de ruilpartij en de kwaliteit van de te ruilen vastgoedportefeuille te toetsen.
2. Op het moment van het uitsturen van de request for proposal en de effectuering van de ruiltransactie was [de Stichting] ‘onderwogen’ naar de categorie vastgoed, hetgeen overigens nog steeds het geval is. Hierdoor was en is er nog steeds geen reden voor [de Stichting] om haar aandelenbelang in [belanghebbende] te verkleinen.
3. Bij effectuering van de transactie in augustus 2012 was zicht op opbrengsten uit dispositie van andere directe vastgoedbeleggingen van [de Stichting] waardoor liquide middelen verkregen zouden worden. Hiermee zou [de Stichting] een start maken met de invulling van de beursgenoteerde vastgoedportefeuille. De contanten die eventueel uit de ruiltransactie met [belanghebbende[ konden worden verkregen waren hiervoor niet nodig. (…)”
Naar aanleiding van het toezenden van de niet-ondertekende versie van de onder 2.21 vermelde brief heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen mr. [B] en (onder anderen) [H] van [adviseur Z] . In zijn e-mailbericht van 25 juni 2013, gericht aan [H] en [C] (medewerker van het bestuursbureau van de Stichting) heeft [B] het volgende voorgelegd:
“Dank voor het toezenden van de ongetekende versie. Is de getekende versie al onderweg. Toen ik het stuk (…) zelf nog aan het lezen was, kwam bij mij telkens de volgende vraag op:
Augustus 2012, was dat vóór of ná 9 augustus 2012 (vóór of ná de transactie?)”
Bij e-mailbericht van 26 juni 2013 heeft [H] hierop als volgt geantwoord:
“In antwoord op jouw vraag: dat is niet aan te geven. Indertijd hebben we het met [belanghebbende] zo besproken dat als [de Stichting] contanten zou willen dit aan het einde van het derde kwartaal (september 2012) kon worden gerealiseerd.”
In de periode van oktober 2012 tot en met januari 2014 heeft belanghebbende overleg gevoerd met het Ministerie van Financiën over de mogelijke toepassing van de hardheidsclausule. In een brief van 11 oktober 2013 aan het Ministerie heeft belanghebbendes gemachtigde onder meer het volgende meegedeeld:
“3 PREFERENTIELIJST
Alvorens wij ingaan op uw vragen ten aanzien van de preferentielijst, willen wij er graag (…) zeker van zijn dat hetgeen (…) eerder aan de Belastingdienst is gepresenteerd omtrent de preferentielijst in het juiste perspectief wordt gezien.
In onze brief van 11 april 2012 schreven wij aan de inspecteur:
‘Direct na de transactie zal [de Stichting] circa 1/3 van de verkregen aandelen overdragen aan de aandeelhouders van [belanghebbende] die zich reeds gecommitteerd hebben’
Daarmee werd niet bedoeld dat bepaalde aandeelhouders van [belanghebbende] zich gecommitteerd hadden om direct na de verkrijging, de verkregen aandelen in [belanghebbende] van [de Stichting] over te nemen. Daarmee werd bedoeld dat 1/3 van deze aandelen zouden worden overgenomen door de aandeelhouders op de zogenoemde preferentielijst van [belanghebbende].
(…)
4 ‘STRATEGIEWIJZIGING’ [door de Stichting]
[De Stichting] blijkt al ruimschoots voor de transactie van 9 augustus 2012 besloten te hebben, de bij de afsplitsing te verkrijgen aandelen zelf te houden. [De Stichting] was onderwogen in vastgoed en met de volledige ruil tegen aandelen [in belanghebbende] worden herbeleggingsproblemen voorkomen. (…)
[Belanghebbende] komt tot de conclusie dat tussen 13 juni 2012 en 20 juni 2012 bekend is geworden dat [de Stichting] heeft besloten af te zien van cash. Tijdens een op 13 juni 2012 gehouden participantenraad maakte [belanghebbende] al melding van de mogelijkheid dat [de Stichting] zal afzien van cash:
“[De Stichting] kiest hoogstwaarschijnlijk voor volledige swap (in plaats van 2/3 swap en 1/3 liquiditeiten)”.
(…)
In verband met de vereiste goedkeurig voor de juridische splitsing, was er op 6 juli 2012 een Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders. (…) Sindsdien wordt er in de bij [belanghebbende] aanwezige stukken niet meer uitgegaan van de mogelijkheid dat [de Stichting] nog een deel cash zou willen. Hieruit maakt [belanghebbende] op dat in de dagen tussen 13 juni 2012 en 20 juni 2012 aan [belanghebbende] duidelijk is geworden dat [de Stichting] definitief heeft afgezien van de cash. Beide partijen geven aan dat zij geen correspondentie of e-mails konden vinden waarin [de Stichting] aan [belanghebbende] aangeeft, af te zien van cash. De onderlinge afstemming hierover heeft volgens partijen naar alle waarschijnlijk mondeling plaatsgevonden.”
Tijdens de zitting in eerste aanleg is blijkens het proces-verbaal van de zitting onder meer het volgende namens belanghebbende verklaard:
“De preferentielijst geeft zittende aandeelhouders een bepaald recht. Door middel van de splitsing was dat niet van toepassing en kon de Stichting meteen deelnemen in [belanghebbende] zonder te wachten. (…) Er is inderdaad geen afspraak gemaakt met de zittende aandeelhouders. Pas later zouden ze die vrijheid hebben, naar gelang ook de contanten zouden worden uitbetaald. (…) Het had het hele proces vertraagd als met iedereen overlegd had moeten worden.”
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van belanghebbende onder meer het volgende verklaard:
“De gemachtigde gaat er vanuit dat het omzeilen van de preferentielijst een rol heeft gespeeld bij het besluit om te kiezen voor afsplitsing, maar het dossier bevat geen stukken waarin dit expliciet is vastgelegd. De mogelijke reden hiervoor is dat dit soort dingen liever niet op schrift wordt gezet; je wil geen slapende honden wakker maken. In de wandelgangen moet hierover echter zijn gesproken en dit aspect moet volgens de gemachtigde zijn meegewogen op het moment dat het besluit tot splitsing is genomen.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of belanghebbende krachtens artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV) juncto artikel 5c, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971 (hierna: Uitvoeringsbesluit BRV) recht heeft op toepassing van de splitsingsvrijstelling.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de inspecteur zijn subsidiaire standpunt dat de splitsingsvrijstelling moet worden geweigerd vanwege een samenstel van rechtshandelingen dat dient te worden aangemerkt als fraus legis, ingetrokken.