Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2831, 20/00228
Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2831, 20/00228
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 28 september 2021
- Datum publicatie
- 13 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:2831
- Zaaknummer
- 20/00228
Inhoudsindicatie
Vanwege het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning is belanghebbende leges verschuldigd. Belanghebbende voert aan dat de legestabel behorende bij de legesverordening onduidelijk is en hij geen leges is verschuldigd. De heffingsambtenaar is van mening dat de legestabel duidelijk is en de leges terecht in rekening zijn gebracht.
Uitspraak
kenmerk 20/00228
28 september 2021
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. E.M.M. Eyking
tegen de uitspraak van 13 maart 2020 in de zaak met kenmerk HAA 18/5264 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Castricum, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij nota met dagtekening 4 december 2017 (hierna: de nota) van belanghebbende een bedrag van € 8.745,90 aan leges geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 29 oktober 2018 het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 13 maart 2020 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 25 maart 2020 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 14 mei 2020 aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Op 29 juli 2021 heeft de heffingsambtenaar een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
Het Hof neemt hetgeen de rechtbank onder 1.1 en 1.2 heeft opgenomen over als feiten:
“1.1. Op 1 april 2017 heeft eiser bij verweerder een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het omzetten van zijn agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning op het perceel [adres] te [Z] . Deze omgevingsvergunning ziet op de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vergunning is op 21 februari 2018 verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en sub a en onder 3ᵉ, Wabo (zogenaamde buitenplanse afwijking). De vergunning is voorbereid met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 3.3 Wabo.
De legesnota is ongebouwd uit twee onderdelen: 1. voor de buitenplanse afwijking € 8.649,30 en 2. € 96,60 voor de beoordeling van aanvullende gegevens. Het tweede onderdeel is niet langer in geschil.”
Aangezien de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe.
In de bij de Legesverordening 2017 behorende Legestabel 2017 (hierna: de legestabel) van de gemeente Castricum is onder meer het volgende opgenomen:
Hoofdstuk 3 |
Omgevingsvergunning |
||
2.3 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. |
(…)
2.3.4 |
Planologisch strijdig gebruik |
|
2.3.4.1 |
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, bedraagt het tarief: |
|
2.3.4.1.1 |
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking) |
€ 385,20 |
2.3.4.1.1.1 |
– met een bouwsom tot 10.000 |
€ 300,00 |
2.3.4.1.1.2 |
– met een bouwsom van 10.000 tot 50.000 |
€ 600,00 |
2.3.4.1.1.3 |
– met een bouwsom van 50.000 tot 500.000 |
€ 1.200,00 |
2.3.4.1.1.4 |
– met een bouwsom van 500.000 en daar boven |
€ 2.400,00 |
2.3.4.1.2 |
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking) |
€ 385,20 |
2.3.4.1.2.1 |
– met een bouwsom tot 10.000 |
€ 300,00 |
2.3.4.1.2.2 |
– met een bouwsom van 10.000 tot 50.000 |
€ 600,00 |
2.3.4.1.2.3 |
– met een bouwsom van 50.000 tot 500.000 |
€ 1.200,00 |
2.3.4.1.2.4 |
– met een bouwsom van 500.000 en daar boven |
€ 2.400,00 |
2.3.4.1.3 |
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking) |
€ 8.649,30 |
2.3.4.1.3.1 |
– met een bouwsom tot 50.000 |
€ 0,00 |
2.3.4.1.3.2 |
– met een bouwsom van 50.000 en daar boven |
€ 8.923,00 |
Belanghebbende heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor een buitenplanse afwijking (gebruik van een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning), waarvoor artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo is toegepast. Hij heeft voor het van het bestemmingsplan afwijkende gebruik van zijn woning geen bouwkosten gemaakt.
3 Geschil voor het Hof
Evenals bij de rechtbank is voor het Hof in geschil of de nota terecht is opgelegd en voor het juiste bedrag leges in rekening zijn gebracht.