Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3091, BKDH-21/00656 t/m BKDH-21/00659

Gerechtshof Amsterdam, 06-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3091, BKDH-21/00656 t/m BKDH-21/00659

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 oktober 2021
Datum publicatie
9 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3091
Formele relaties
Zaaknummer
BKDH-21/00656 t/m BKDH-21/00659

Inhoudsindicatie

Fiscale kwalificatie civielrechtelijke overeenkomst; de overeenkomst resulteert er niet in dat een aandeel in het exploitatierecht van de onderneming is overgedragen.

Immateriële schade; de redelijke termijn wordt met vier maanden verlengd als gevolg van de coronacrisis.

Uitspraak

Zittingsplaats Den Haag

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BKDH-21/00656 tot en met BKDH-21/00659

in het geding tussen:

(gemachtigde: N.J. Buisman)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank NoordHolland (de Rechtbank) van 23 januari 2020, nummers HAA 18/3858, HAA 18/3860, HAA 18/3862 en HAA 18/3863.

Procesverloop

2012

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.282 (de aanslag 2012). Gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur bij beschikking het inkomen uit werk en woning van het onderhavige jaar verminderd door verrekening van een verlies uit werk en woning van € 43.182. Daarbij heeft verrekening van verlies uit onderneming plaatsgevonden tot een bedrag van € 17.168.

1.1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag 2012 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 32.562. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is het inkomen uit werk en woning verminderd door verrekening van een verlies uit werk en woning van € 32.562. Daarbij heeft verrekening van verlies uit onderneming plaatsgevonden tot een bedrag van € 6.548.

2013

1.1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.806 (de aanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht.

1.1.4.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag 2013 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.326. De in rekening gebrachte belastingrente heeft de Inspecteur verminderd tot € 1.141.

2014

1.1.5.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.757 (de aanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht.

1.1.6.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag 2014 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.474. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is het inkomen uit werk en woning verminderd door verrekening van een verlies uit onderneming van € 10.620. De in rekening gebrachte belastingrente heeft de Inspecteur verminderd tot € 496.

2015

1.1.7.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.956 (de aanslag 2015). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht.

1.1.8.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag 2015 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 87.107. De in rekening gebrachte belastingrente heeft de Inspecteur verminderd tot € 739.

Alle jaren

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is éénmaal een griffierecht geheven van € 46. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangemerkt als eiser en de Inspecteur als verweerder:

"De rechtbank:

- verklaart de beroepen die zien op de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2012, 2014 en 2015 ongegrond;

- verklaart het beroep dat ziet op de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar die ziet op de aanslag IB/PVV voor 2013;

- stelt het te verrekenen verlies voor 2013 vast op € 11.150 en vermindert de aanslag IB/PVV voor 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.176;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050; en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden."

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 131. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

1.4.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Hof op 20 augustus 2021 een pleitnota ontvangen van belanghebbende.

1.5.

In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hogerberoepszaken belastingen van het gerechtshof Amsterdam (Stcrt. 2021, 30632) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 25 augustus 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [A] (de echtgenote).

2.2.

Belanghebbende drijft sinds 1997 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam " [B] ". De activiteiten van de onderneming bestaan uit de exploitatie van een tankstation met een autowasstraat.

2.3.

Op 12 juli 2010 heeft belanghebbende een "(ver)huurovereenkomst motorbrandstoffenverkooppunt ex artikel 7:290 BW" gesloten met [C B.V.] (de huurder), waarbij een overdracht van het exploitatierecht van [B] plaatsvond. In die overeenkomst, is voor zover van belang, het volgende opgenomen:

"Overwegende dat:

a. [Belanghebbende] eigenaar is van het motorbrandstoffenverkooppunt (…).

b. [Belanghebbende] drijft sinds 1997 het [B] , hierna te noemen "Onderneming". De Onderneming houdt zich bezig met de verkoop van motorbrandstoffen en shop artikelen aan particulieren en bedrijven. Daarnaast wordt een uitgebreide carwash geëxploiteerd.

c. [Belanghebbende] wenst de feitelijke exploitatie van het servicestation over te dragen aan Huurder. [Belanghebbende] wenst Huurder daartoe in de gelegenheid te stellen door middel van verhuur van de onderneming. Dit houdt in dat [belanghebbende] het motorbrandstoffenverkooppunt wil verhuren aan Huurder, gelijk Huurder dit van [belanghebbende] wil huren. [Belanghebbende] stelt daarnaast aan huurder ter beschikking de handelsnaam van de onderneming, de inventaris alsmede de goodwill in de zin van bekendheid en klantenkring. Voor de huur c.q. verhuur gelden de navolgende voorwaarden.

Komen overeen als volgt:

"IN AANMERKING NEMENDE DAT:

VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing