Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3140, 20/00529

Gerechtshof Amsterdam, 19-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3140, 20/00529

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 oktober 2021
Datum publicatie
10 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3140
Formele relaties
Zaaknummer
20/00529

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Persoonsgebonden aftrek. Specifieke zorgkosten. In hoger beroep heeft belanghebbende een dieetbevestiging overgelegd. Daaruit volgt dat de dieettyperingen 'koemelkeiwitvrij' en 'lactosebeperkt/lactosevrij' van toepassing zijn. Het Hof oordeelt dat deze dieettyperingen niet deels overeenstemmen. Het voor elk van beide dieettyperingen geldende bedrag uit de tabel in art. 37, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling IB 2001 kan daarom als aftrek in aanmerking worden genomen. Belanghebbende heeft andere uitgaven voor specifieke zorgkosten niet aannemelijk gemaakt. Daarbij faalt een beroep op het vertrouwensbeginsel. De aanslag IB/PVV wordt verminderd met inachtneming van het correctiebeleid.

Uitspraak

Kenmerk 20/00529

19 oktober 2021

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 19/3078 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2015 met dagtekening 6 oktober 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.882.

1.2.

Na tegen de hiervoor gemelde belastingaanslag door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 24 mei 2019, die aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 12 augustus 2020 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.184 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in betaling van immateriële schadevergoeding tot een bedrag van

€ 1.000

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.572;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 september 2020, aangevuld op 16 oktober 2020 en 24 februari 2021.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiser is geboren op [datum] . Eiser heeft in 2015 geen fiscale partner.

2. Eiser en verweerder hebben ter zake van de aanslag ib/pvv 2008, tijdens de gerechtelijke procedure welke aanhangig was bij het Gerechtshof Amsterdam, ter zitting een compromis gesloten, waarbij is afgesproken dat de specifieke zorgkosten van de psychiater in Suriname voor 2/3 als ziektekosten aftrekbaar zijn (hierna: het compromis).

3. De aanslag ib/pvv 2009 is conform het compromis ambtshalve verminderd en de aanslagen ib/pvv 2010 tot en met 2013 zijn conform het compromis opgelegd.

De aanslag ib/pvv 2014 is conform het compromis opgelegd onder de voorwaarde dat eiser zijn beroep tegen de aanslag ib/pvv 2014 zou intrekken. Verweerder heeft per 1 januari 2017 het vertrouwen, ontleent aan het compromis, opgezegd.

4. Op 22 november 2016 heeft eiser een aangifte ib/pvv 2015 ingediend naar een verzamelinkomen van € 12.260. De aangifte bestaat uit een inkomen uit vroegere dienstbetrekking ter hoogte van € 15.882, waarop een bedrag van € 3.622 in aftrek is gebracht als specifieke zorgkosten.

5. Met dagtekening 10 februari 2017 heeft verweerder, conform de ingediende aangifte, de voorlopige aanslag ib/pvv 2015 opgelegd.

6. Op 8 april 2017 heeft verweerder aan eiser een vragenbrief toegezonden, waarbij hem is verzocht bewijsstukken ter zake van de in de aangifte opgenomen specifieke zorgkosten te overleggen. Eiser heeft niet op de vragenbrief gereageerd.

7. Bij brief van 15 augustus 2017 heeft verweerder aan eiser bericht dat hij voornemens is een aanslag op te leggen die afwijkt van de aangifte. Verweerder heeft op 29 augustus 2017 een reactie ontvangen op laatstgenoemde brief.

8. Bij brief van 18 september 2017 heeft verweerder eiser in kennis gesteld bij het opleggen van de aanslag af te zullen wijken van de ingediende aangifte.

9. Met dagtekening 6 oktober 2017 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag ib/pvv opgelegd, waarbij de aftrek specifieke zorgkosten in zijn geheel is gecorrigeerd.

10. Op 14 november 2017 heeft verweerder een bezwaarschrift van eiser ontvangen. Eiser heeft daarbij geen nadere stukken overlegd.

11. Op 13 februari 2018 heeft verweerder zijn vooraankondiging uitspraak op bezwaar aan eiser toegezonden.

12. Op 7 juni 2018 is eiser gehoord naar aanleiding van zijn bezwaarschrift. Met dagtekening 25 juni 2018 is het hoorverslag aan eiser gestuurd, waarbij hem de mogelijkheid is geboden daarop te reageren.

13. Met dagtekening 16 augustus 2018 is aan eiser nogmaals een vragenbrief toegezonden, waarbij hem is verzocht bewijsstukken ter zake van de in de aangifte opgenomen specifieke zorgkosten te overleggen. Verweerder heeft op 12 september 2018 een reactie ontvangen op laatstgenoemde brief. Eiser heeft daarbij geen nadere stukken overgelegd.

14. Bij uitspraak op bezwaar van 24 mei 2019 heeft verweerder geoordeeld dat de aftrek specifieke zorgkosten terecht in zijn geheel is gecorrigeerd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe.

2.3.

Belanghebbende heeft in hoger beroep een op 19 februari 2020 gedateerde dieetbevestiging van een diëtiste overgelegd, waarin onder meer is vermeld dat belanghebbende zich sinds 2014 moet houden aan dieet voor de aandoening voedselovergevoeligheid met de dieettyperingen ‘koemelkeiwitvrij’ en ‘lactosebeperkt/lactosevrij’.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op meer aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten dan in aanmerking is genomen met inachtneming met de uitspraak van de rechtbank.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing