Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3290, 19/00684

Gerechtshof Amsterdam, 26-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3290, 19/00684

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 oktober 2021
Datum publicatie
10 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3290
Zaaknummer
19/00684

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Bevestiging uitspraak rechtbank. Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door het ontbreken van (gesubsidieerde) rechtsbijstand niet in staat is (geweest) een voldoende inhoudelijke inbreng te leveren. Dit faalt omdat de feiten en omstandigheden van deze zaak niet van dien aard zijn, dat verlening van rechtsbijstand noodzakelijk is om daadwerkelijk toegang tot de rechter te waarborgen. Verder kunnen andere procedurele klachten niet slagen. Gelet op de goede procesorde heeft het Hof belanghebbende niet toegestaan een omvangrijk document afkomstig van de ontvanger te overleggen. Daarnaast heeft het Hof het aanbod van belanghebbende afgewezen om na de zitting nog andere, niet of nauwelijks gespecificeerde stukken te overleggen. Bovendien heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat in 2010 recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

Uitspraak

kenmerk 19/00684

26 oktober 2021

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 22 maart 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/938 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting aan belanghebbende opgelegd over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 voor een bedrag van € 2.455. Daarbij is € 390 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 7 januari 2016 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking. Bij uitspraak van 23 december 2016 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de naheffingsaanslag en beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij de uitspraak van 22 maart 2019 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 1 mei 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 5 augustus 2019 aangevuld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2021. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak betreffende een aan [Y] opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting (19/00685). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een organisatiebureau in de vorm van een commanditaire vennootschap. Haar firmanten waren in 2010 [A B.V.] (met [B] als directeur-grootaandeelhouder) en [C] .

2.2.

Op 7 mei 2015 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd om de aanvaardbaarheid te beoordelen van (elementen van) haar aangiften omzetbelasting over tijdvakken in de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014. Belanghebbende heeft aan dit onderzoek geen medewerking verleend en geen inzage gegeven in haar administratie. De inspecteur heeft daarop de door belanghebbende in haar aangiften omzetbelasting over het jaar 2010 in aftrek gebrachte omzetbelasting ten bedrage van € 2.455 gecorrigeerd en in verband daarmee de onderwerpelijke naheffingsaanslag en rentebeschikking opgelegd. Het definitieve controlerapport is op 20 juni 2017 gedagtekend.

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort een vaststellingsovereenkomst met dagtekening 15 oktober 2012 die onder meer door partijen is ondertekend. Daarin is onder meer het volgende vermeld (tot ‘Partij A’ behoren onder meer [B] , [A B.V.] en belanghebbende, tot ‘Partij B’ de inspecteur en de ontvanger):

2 Omschrijving van de onderwerpen

(I) Aan Partij A zijn (navorderings- en naheffings)aanslagen Inkomstenbelasting, premie Wet Arbeidsongeschiktheid, premie Ziekenfondswet, Omzetbelasting, Vennootschapsbelasting en Motorrijtuigenbelasting inclusief boetes opgelegd over de jaren tot en met 2009.

(II) Partij A betwist de hoogte van een aantal van de bovengenoemde (navorderings- en naheffings)aanslagen. De overige aanslagen staan onherroepelijk vast.

(III) Tot op heden heeft betaling van bovenbedoelde (navorderings- en naheffings)aanslagen niet (volledig) plaatsgevonden.

(IV) In verband met liquiditeitsproblemen zijn er door partij A verzoeken om uitstel van betaling ingediend (…). Partij B heeft, in overleg met partij A, nog geen beslissing genomen op de vier verzoeken om uitstel van betaling.

(V) Partij A en B hebben in mediation gesproken over een oplossing voor bovengenoemde vier onderwerpen. Partij B heeft de mediation op 13 december 2011 tijdens een mediationbijeenkomst beëindigd. Partij A stelt zich op het standpunt dat de vastlegging van de uitkomsten van de mediation niet overeenkomstig de NMI-voorwaarden is en dat de mediation niet is beëindigd.

Partijen komen in het kader van de onderhavige vaststellingsovereenkomst ten aanzien van hiervoor genoemde onderwerpen het volgende overeen.

3 Inhoud van de overeenkomst

1. Partij A en B komen inzake de bovengenoemde (navorderings- en naheffings)aanslagen tot en met het jaar 2009 en de daarin begrepen boetes overeen dat nog lopende bezwaar- en/of beroepschriften en de verzoeken om uitstel van betaling uiterlijk 1 november 2012 door partij A bij afzonderlijk schrijven worden ingetrokken.

2. Partij B verleent finale en definitieve kwijting van de bovenbedoelde (navorderings- c.q. naheffings)aanslagen die onderwerp zijn van deze overeenkomst. Er zullen te rekenen vanaf de datum van deze vaststellingsovereenkomst geen (navorderings- en naheffings)aanslagen meer opgelegd worden over de jaren tot en met 2009. Mochten er nog wel (navorderings- en naheffings)aanslagen opgelegd worden over de jaren tot en met 2009 dan is de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst ook op al die aanslagen van overeenkomstige toepassing.

3. De hoogte en betaling van de (navorderings- en naheffings)aanslagen wordt door partij A en B in de toekomst niet meer ter discussie gesteld. Partij A ziet af van iedere vorm van verliesverrekening, carry-forward, carryback, middeling etc. ten aanzien van (navorderings- en naheffings)aanslagen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2009.

4. De fiscale heffings- en invorderingsverplichtingen over het jaar 2010 e.c. worden door partij A stipt, tijdig en volledig nagekomen. Voor zover de termijnen voor tijdige nakoming van bedoelde verplichtingen inmiddels verstreken zijn worden deze verplichtingen overeenkomstig de in deze overeenkomst gemaakte afspraken nagekomen.

5. De aangiftebiljetten over de jaren 2010 en 2011 ten name van de onder partij A genoemde [B] en [C] worden uiterlijk 1 november 2012 bij de Belastingdienst ingediend.

6. De thans over het jaar 2010 e.c. verschuldigde aanslagen moeten uiterlijk 1 november 2012 betaald zijn. Dit betreft de aanslagen die genoemd zijn in de bijlage.

7. Partijen A en B dragen hun eigen kosten ter zake van de bezwaar- c.q. beroepschriften, de verzoeken om uitstel van betaling en de mediation.”

3 Geschil in hoger beroep

4 De uitspraak van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing