Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3931, 19/01717

Gerechtshof Amsterdam, 14-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3931, 19/01717

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 december 2021
Datum publicatie
27 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3931
Zaaknummer
19/01717

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking; belanghebbende heeft niet voldaan aan de administratie- en bewaarplicht

Uitspraak

kenmerk 19/01717

14 december 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

V.O.F. [X], te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. J. Berns (FT Advocaten te Nijmegen),

tegen de uitspraak van 6 november 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/2137 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 24 juli 2017 ten aanzien van belanghebbende voor de heffing van loon- en omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met de dagtekening alsmede voor de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015 van [ vennoot A] (vennoot) en / of overige familieleden een informatiebeschikking genomen (hierna: de informatiebeschikking).

1.2.

De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 28 maart 2018 de informatiebeschikking gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 6 november 2019 als volgt op het beroep van belanghebbende beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de informatiebeschikking, doch uitsluitend voor zover deze ziet op de aan de firmanten van eiseres en familieleden op te leggen aanslagen IB voor het jaar 2015;

- handhaaft de informatiebeschikking voor het overige;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder tot betaling van een vergoeding van immateriële schade aan

eiseres tot een bedrag van € 167;

- veroordeelt de Staat (minister voor Rechtsbescherming) tot betaling van een

vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 333.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 12 december 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 8 januari 2020 aangevuld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 26 januari 2021 een pleitnota ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.7.

Bij brief van 9 februari 2021 heeft de inspecteur op verzoek van het Hof stukken in verband met een bij belanghebbende uitgevoerd boekenonderzoek overgelegd; één van die stukken is in geschoonde en in ongeschoonde versie overgelegd. De inspecteur heeft ter zake van de ongeschoonde versie van het stuk op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep op geheimhouding gedaan. Daarop heeft de derde meervoudige belastingkamer van het Hof de zaak voor behandeling van het geheimhoudingsverzoek verwezen naar de zevende enkelvoudige kamer (hierna: geheimhoudingskamer).

1.8.

Op 20 april 2021 heeft het Hof mondeling tussenuitspraak gedaan op het verzoek van de inspecteur tot geheimhouding van gedeelten van de nader overgelegde stukken. Een proces-verbaal van deze uitspraak is op 22 april 2021 aan partijen toegezonden.

1.9.

Bij brief van 4 mei 2021 heeft de inspecteur gereageerd op de tussenuitspraak en, met inachtneming van die uitspraak, nadere stukken overgelegd. Bij brief van 9 juni 2021 heeft belanghebbende aangegeven geen gebruik te maken van de door het Hof geboden mogelijkheid schriftelijk op deze stukken te reageren.

1.10.

Partijen hebben het Hof laten weten geen nadere zitting te wensen. Bij brief aan partijen van 24 juni 2021 heeft het Hof partijen bericht dat het onderzoek in de zaak is gesloten en dat op een termijn van – in beginsel – twaalf weken schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2 2. Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – onder meer de volgende feiten vastgesteld.

“1. Eiseres is een vennootschap onder firma (hierna: v.o.f.), gevestigd op het adres [straatnaam] te [Z] . De ondernemingsactiviteiten van eiseres bestaan uit het exploiteren van een schoonmaakbedrijf. De vennoten van eiseres zijn [ vennoot A] (hierna: [A] ), [vennoot B] (de echtgenote van [A] ), [vennoot C] en [vennoot D] (respectievelijk de zoon en de dochter van [A] ).

2. Op 20 december 2016 is door een controlemedewerker van de Belastingdienst gebeld met de toenmalige adviseur van eiseres, [de adviseur] (hierna: [de adviseur] ), voor het maken van een afspraak om een boekenonderzoek bij eiseres in te stellen.

3. Bij brieven van 21 december 2016 aan eiseres en aan [de adviseur] heeft de controlemedewerker bevestigd om op 3 januari 2017 het boekenonderzoek te starten op het kantooradres van [de adviseur] . In deze brief is aangegeven dat de controlemedewerker over de gehele administratie vanaf 2015 moet beschikken om het onderzoek uit te kunnen voeren. In de bijlage bij deze brief zijn de bescheiden en overige gegevensdragers opgesomd die voor het boekenonderzoek nodig zijn.

4. Op 3 januari 2017 heeft de controlemedewerker een bezoek gebracht aan het

kantooradres van [de adviseur] . Daar heeft hij de auditfiles in ontvangst genomen. Bij [de adviseur] waren ook drie mappen administratie aanwezig. Deze bevatten de bankafschriften van de Rabobankrekening met nummer [bankrekeningnummer] en de verkoop- en inkoopfacturen. Met [de adviseur] is besproken dat er minimaal een urenregistratie aanwezig zou moeten zijn voor de inhuur van uitzendkrachten via [P] B.V. en [Q] B.V. [de adviseur] heeft verklaard dat er geen verdere administratie beschikbaar is. De drie mappen heeft de controlemedewerker ter inzage meegenomen.

5. Op 27 februari 2017 is door de controlemedewerker een tweede bezoek gebracht aan [de adviseur] om de auditfiles te bespreken.

6. Op 12 april 2017 zijn de drie mappen retour gebracht naar [de adviseur] . Wederom zijn de ontbrekende delen van de administratie besproken. [de adviseur] heeft weer verklaard dat er geen verdere administratie aanwezig is.

7. Op 2 juni 2017 is een telefonische afspraak gemaakt met [ vennoot A] om op 26 juni 2017 het onderzoek van de administratie van de onderneming op het bedrijfsadres te starten. Bij de bevestigingsbrief met dagtekening 2 juni 2017 is een bijlage gevoegd met een opsomming van de bescheiden en overige gegevensdragers die voor het boekenonderzoek nodig zijn.

8. Op 26 juni 2017 heeft de controlemedewerker samen met een collega een

bezoek gebracht aan het bedrijfsadres van eiseres. Tijdens het bezoek is gesproken met [ vennoot A] , [de adviseur] en de gemachtigde van eiseres. Arabi heeft tijdens dit gesprek bevestigd dat naast de eerder overgelegde bankafschriften en in- en verkoopfacturen geen administratie aanwezig is. [ vennoot A] heeft voorts verklaard dat alle achterliggende stukken in het verleden zijn gescand en digitaal op zijn computer werden bewaard, zonder back-ups te maken en zonder de originele stukken te bewaren, en dat de computer inmiddels is gecrasht en niet meer voorhanden is.

9. Op 26 juni 2017 is tussen partijen de afspraak gemaakt dat alsnog extra tijd geboden wordt om de administratie volledig te krijgen. Bij brief van 27 juni 2017 heeft de

controlemedewerker de schriftelijke bevestiging van deze afspraak gezonden aan eiseres met het verzoek de gevraagde informatie voor 12 juli 2017 aan te leveren. In de bevestigingsbrief is onder meer het volgende opgenomen:

“Tijdens ons gesprek heb ik aangegeven dat ik zeker inzage wil hebben in de

volgende onderdelen van de administratie van uw onderneming.

- De projectadministratie van de door uw onderneming uitgevoerde

opdrachten in de jaren 2015 en 2016. Het betreft met name de

administratie waaruit afgeleid kan worden WELKE personen, HOEVEEL

uren, WAAR hebben gewerkt. Ook ontvang ik graag de offertes van deze

opdrachten van u ter inzage.

- De onderbouwing van de facturen van de door u ingeleende

arbeidskrachten via de diverse uitzendbureaus. Ook hier wil ik graag een

onderbouwing van WELKE personen, HOEVEEL uren, WAAR hebben

gewerkt. Het betreft de onderbouwing van de facturen van [P] en [Q] .

- De kasadministratie. (er zijn kasbetalingen gedaan aan personeel)

- De gegevens van de personeelsleden die in de onderneming werkzaam

zijn en werkzaam geweest zijn (ID bewijzen, werknemersverklaringen,

arbeidsovereenkomsten en dergelijke). De personeelsdossiers moeten

aanwezig zijn.

- Graag wil ik van u de onderbouwing van de werkzaamheden van de

vennoten van de onderneming over de jaren 2015 en 2016. Waar hebben

de vennoten gewerkt, hoeveel uren zijn er aan de werkzaamheden

besteed. Hoe is de winstverdeling geregeld.

- Bij de inhuur van uitzendkrachten via [P] en [Q] is geen gebruik

gemaakt van de verleggingsregeling voor de omzetbelasting. Graag de

verklaring voor deze afwijkende toepassing.”

10. Op 12 juli 2017 heeft de controlemedewerker van [de adviseur] een mail ontvangen met het verzoek om alsnog extra uitstel voor het aanleveren van de gevraagde stukken. De controlemedewerker heeft hier op 17 juli 2017 op gereageerd met de mededeling per mail dat de gevraagde stukken uiterlijk op 19 juli 2017 ontvangen moeten zijn.

11. [ vennoot A] is op 19 juli 2017 op het Belastingkantoor Hoofddorp opgeroepen in verband met een verhoor door het Schoonmaak Interventie Team. Bij dit bezoek heeft [ vennoot A] de administratie waar om is verzocht niet aangeleverd.

12. Via e-mail heeft de controlemedewerker op 19 juli 2017 van de gemachtigde van eiseres een aantal offertes ontvangen.

13. Per e-mail heeft de controlemedewerker op 20 juli 2017 via [ vennoot A] een reactie van [de adviseur] ontvangen en een bijlage met een achteraf bij benadering opgestelde urenspecificatie. In de reactie van [de adviseur] staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

-Projectadministratie 2015/2016 en WELKE personen HOEVEEL uur WAAR werkzaam zijn geweest gedurende deze jaren.

In de bijlage treft u per maand over de periode 2015 en 2016 een reconstructie van de

urenadministratie. Hierin wordt aangegeven wie werkzaam is geweest bij welk pand in voor hoeveel

uren. Zoals eerder aangegeven is dit een reconstructie maar deze ligt zeer dicht bij de werkelijkheid.

Daarnaast hebben we reeds mondeling besproken dat een deel van de offertes telefonisch is uitgevoerd, de papieren offertes heeft u reeds in uw bezit.

- De onderbouwing van de ingeleende arbeidskrachten alsmede de onderbouwing WELKE

personen HOEVEEL uur WAAR werkzaam zijn geweest van de instellingen [P] en [Q] .

Zoals reeds mondeling besproken is er geen administratie gevoerd voor het ingeleende personeel.

Voor V.O.F. [X] is het van belang geweest dat de uren werden ingezet op de benodigde

locaties alsmede dat de kwaliteit van de dienstverlening op orde was. De personeelsadministratie

werd volledig gevoerd bij de uitzendbureaus en dit werd maandelijks doorgesproken. Na een

controle op de eindtotalen werd er akkoord gegeven op de te factureren uren. Wat wel aangeleverd

is (zie bijlage reconstructie) zijn de ingezette uren van de uitzendbureaus. Hieruit kunt u opmaken hoeveel uur er waar is gewerkt door welk uitzendbureau.

- De kasadministratie

Mijns inziens heeft u deze reeds ontvangen. Mocht u nog gegevens missen dan verneem ik graag

welke onderdelen u nog wil zien.

- De gegevens van de personeelsleden die in de onderneming werkzaam zijn geweest

Mijns inziens heeft u deze reeds ontvangen in de audit file. Mocht u nog gegevens missen dan

verneem ik graag welke onderdelen u nog wil zien.

- De onderbouwing van de werkzaamheden van de vennoten van de onderneming over de jaren

2015/2016

Graag verwijs ik u naar de bijlage.

- Hoe is de verdeling van de winst geregeld onder de vennoten

De verdeling van de winsten uit de V.O.F. is evenredig onder de vennoten. Dit is een afspraak uit het verleden.

- Uitleg waarom er geen gebruik is gemaakt van de verleggingsregeling voor de omzetbelasting

De uitzendbureaus [P] en [Q] hebben geen gebruik gemaakt van de verleggingsregeling. Wij

hebben de volledige facturen betaald omdat deze belast waren met BTW. De verleggingsregeling had

mijns inziens toegepast moeten worden door deze instellingen en niet door V.O.F. [X] .”

14. Bij brief van 24 juli 2017 heeft de controlemedewerker eiseres gewaarschuwd dat zij niet voldoet aan de administratieplicht van artikel 52 van de AWR. De brief luidt, voor zover van belang:

“U krijgt nu alleen een waarschuwing. Vanaf nu moet u aan de wettelijke administratieplicht voldoen. Binnenkort zal ik (laten) controleren of u zich aan deze verplichting houdt. Als u dat dan nog steeds niet doet, wordt u misschien (alsnog) strafrechtelijk vervolgd. Deze waarschuwing laat de mogelijkheid onverlet dat bij een eventueel (toekomstig) meningsverschil met de Belastingdienst inzake de belastingheffing (over de hiervoor genoemde aangiften) de bewijslast onder omstandigheden bij u kan worden gelegd. Daarvoor zal dan wel eerst een informatiebeschikking ex artikel 52 a van de AWR verstrekt dienen te worden, waartegen u dan nog eerst bezwaar en beroep kunt aantekenen.”

15. In de informatiebeschikking van 24 juli 2017 is opgesomd wanneer om welke informatie is verzocht en is een lijst opgenomen van boeken en bescheiden en overige gegevensdragers die voor het onderzoek nodig zijn. In de informatiebeschikking staat voorts, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“- Op 26 juni 2017 heb ik samen met collega [naam] een bezoek gebracht aan het bedrijfsadres van de VOF. Tijdens het bezoek gesproken met de heer [ vennoot A] , de adviseur de heer [de adviseur] en de advocaat van de heer [ vennoot A] , de heer Mr. [naam] . Bij dit gesprek hebben wij expliciet gevraagd naar de administratie van de onderneming. De heer [ vennoot A] gaf aan dat er, naast de eerder overgelegde bankafschriften en de inkoop- en verkoopfacturen, er GEEN administratie aanwezig. De heer [ vennoot A] gaf aan dat alle achterliggende stukken door hem zijn ingescand in zijn computer. Deze computer is echter volgens eigen zeggen gecrasht en niet meer voorhanden. De originele stukken zijn door hem weggegooid Er zijn volgens zeggen van de heer [ vennoot A] geen verdere onderdelen van de administratie aanwezig. Uitgebreid met de aanwezige heren gesproken over de verplichtingen ten aanzien van de administratieplicht en de bewaarplicht. Aan beide verplichtingen is niet voldaan. Er is zeker geen uren administratie van de ingeleende arbeidskrachten aanwezig, de namen en adressen van de ingehuurde krachten zijn onbekend bij de heer [ vennoot A] . Ook de werkplekken waar de ingehuurde krachten te werk zouden zijn gesteld zijn niet beschikbaar.

(…)

Via de email heb ik op 19 juli 2017 van de heer [naam] een aantal offertes mogen ontvangen. Deze offertes zijn niet voldoende om de administratie te controleren.

Via de email heb ik op 20 juli 2017 van de heer [ vennoot A] een reactie van de adviseur de heer [de adviseur] ontvangen. In deze reactie is de heer [de adviseur] ingegaan op de vragen van mijn brief van 27 juni 2017. Uit de beantwoording blijkt dat de gevraagde informatie niet voorhanden is. Bij de e-mail is tevens een bijlage gevoegd met een urenspecificatie. Dit is een achteraf bij benadering opgestelde specificatie en is niet controleerbaar aan de hand van (niet aanwezige) administratie.

U bent o.g.v. artikel 47 van de Algemene wet rijksbelastingen verplicht mij desgevraagd boeken, bescheiden en andere gegevensdragers beschikbaar stellen.

Ondanks vele pogingen van mijn kant heeft u niet gereageerd op mijn verzoeken de administratie beschikbaar te stellen. U heeft gesteld dat de gevraagde informatie niet bewaard is gebleven.

U heeft derhalve niet aan dit informatieverzoek voldaan.

Nu u niet adequaat op mijn verzoek heeft gereageerd, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking (ex artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen)

(…)

Als u niet aan uw informatieverplichtingen voldoet en niet of niet tijdig bezwaar hebt gemaakt tegen deze beschikking, wordt deze informatiebeschikking onherroepelijk. Dat betekent dat u zich dan in een nadelige bewijspositie hebt gemanoeuvreerd in de bezwaarfase tegen de belastingaanslagen waarop de informatieverzoeken zien. U dient dan namelijk ‘te doen blijken’ dat die belastingaanslagen niet juist zijn, de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast.”

16. Bij brief van 25 augustus 2017, ontvangen door verweerder op 28 augustus 2017, heeft de gemachtigde van eiseres pro-forma bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.

17. Bij brief van 5 september 2017 heeft verweerder eiseres tot uiterlijk 20 september 2017 in de gelegenheid gesteld om haar bezwaarschrift te motiveren. De gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 4 oktober 2017 verzocht om uitstel van de termijn om het bezwaarschrift te motiveren tot 1 november 2017 omdat het boekenonderzoek nog niet was afgerond. Bij brief van 13 oktober 2017 heeft verweerder uitstel verleend tot 1 november 2017, waarbij verweerder heeft aangegeven dat dit losstaat van het al dan niet afgerond zijn van het boekenonderzoek en dat daarom geen nader uitstel zal worden verleend indien het boekenonderzoek op 1 november 2017 nog niet is afgerond.

18. Bij brief van 1 november 2017 heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat er geen administratie aanwezig is behoudens de administratie die eiseres reeds heeft verstrekt. Voorts heeft de gemachtigde van eiseres in deze brief aangegeven van mening te zijn dat de informatiebeschikking niet losstaat van het lopende boekenonderzoek en heeft hij verzocht de behandeling van het bezwaar op te schorten tot na de bespreking in december over het boekenonderzoek.

19. Op 5 januari 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.

20. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 maart 2018 de informatiebeschikking gehandhaafd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 3. Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de informatiebeschikking terecht is genomen. Voorts herhaalt belanghebbende haar klacht dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 Awb heeft ingediend.

3.2.

Ter zitting van het Hof is komen vast te staan dat de informatiebeschikking geen betrekking heeft op tijdvakken in 2017. In zoverre kan de informatiebeschikking derhalve niet in stand blijven.

4 4. Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 Beslissing