Gerechtshof Amsterdam, 02-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:427, 19/00817
Gerechtshof Amsterdam, 02-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:427, 19/00817
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 februari 2021
- Datum publicatie
- 24 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:427
- Zaaknummer
- 19/00817
Inhoudsindicatie
Behoort vordering uit hoofde van de lening tot ondernemingsvermogen van belanghebbende en, zo ja, kan ter zake van deze vordering een afwaarderingsverlies ten laste van de belastbare winst uit onderneming worden gebracht? Hof toetst of belanghebbende lening heeft verstrekt binnen het kader van de normale uitoefening van haar onderneming.
Uitspraak
kenmerk 19/00817
2 februari 2021
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. H.W.J. Dik (Taxflex),
tegen de uitspraak van 30 april 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/5346 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 23 december 2016 aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.012 negatief. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikking het verlies uit werk en woning voor het jaar 2012 vastgesteld op € 4.012.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 17 oktober 2017, de aanslag gehandhaafd.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 juni 2019, aangevuld bij brieven van 16 juli 2019, 28 augustus 2020 en e-mail van 9 september 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, aangevuld bij e-mail van 9 september 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2020. Tijdens het onderzoek ter zitting is op verzoek van belanghebbende [persoon A] (hierna: [persoon A] ) per digitale beeldverbinding als getuige gehoord. Van de door [persoon A] afgelegde verklaring en van het overigens verhandelde ter zitting zijn processen-verbaal opgemaakt die met deze uitspraak worden meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende is hierin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiseres drijft een eenmanszaak onder de naam [X] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit werkzaamheden op het gebied van educatie met betrekking tot (serious) games bij onderwijsinstellingen, voornamelijk bij [instantie] .
2. In 2007 heeft eiseres [persoon A] , directeur en (middellijk) enig aandeelhouder van [Y BV] (hierna: [Y BV] ), ontmoet.
3. Op 10 juni 2008 hebben eiseres en [Y BV] een overeenkomst van geldlening gesloten. Eiseres heeft de geldlening aan [Y BV] verstrekt in het kader van de ontwikkeling van de idee om naast de afdeling van [Y BV] die zich bezighield met de ontwikkeling van entertainment games, ook een afdeling op te zetten die betrekking zou hebben op serious games/applied games, gericht op zowel zorg als onderwijs. Eiseres zou in de toekomst mogelijk werkzaamheden gaan verrichten voor [Y BV] . [persoon A] heeft de overeenkomst ondertekend namens [W BV] , de directeur van [Y BV] . In de overeenkomst is onder andere het volgende bepaald:
“(…)
Project Opbouwen van nieuwe zakelijke initiatieven en projecten met als doel het uitbreiden van marktaandeel en inkomsten (overbrugging).
Samenwerking [X] en [Y BV] gaan een leenovereenkomst aan voor de ontwikkeling van Project.
De samenwerking bestaat uit een lening door [X] in nader te bepalen delen van samen maximaal EUR 350.000,- op te bouwen over een periode van maximaal 3 jaar aan [Y BV] die ingezet wordt voor Project.
Voorwaarden [Y BV] krijgt uitsluitend beschikking over het via rentedragende lening verstrekte kapitaal ten doel van het Project. De lening mag nadrukkelijk niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
De lening is rentedragend, effectieve rente 5% op jaarbasis.
De looptijd van de lening is maximaal 3 jaar, waarbij uiterlijk 6 maanden na beëindiging van de leenperiode moet de aflossing op het geleende bedrag zijn voltooid en alle verschuldigde rente zijn betaald.
De lening wordt ongeacht het resultaat van het Project terugbetaald volgens bovenstaande voorwaarden.
De lening wordt in door [X] te bepalen delen gestort op in samenspraak te bepalen rekening van [Y BV] . Per keer wordt in overleg gekeken naar de mogelijkheden en resultaten.
[X] heeft te allen tijde het recht het maximum leenbedrag te herbepalen en af te zien van verdere lening.
Rente wordt gerekend over de daadwerkelijke looptijd per beschikbaar gesteld deel.
Overige bepalingen [X] kan schriftelijk terugbetaling binnen 30 dagen van de lening incl. 10% boete en alle verschuldigde rente eisen indien zich een van de volgende situaties voordoet:
[•] het niet besteden van de lening voor het bedoelde gebruik.
• het blijken van kennelijk onbehoorlijk bestuur van de directie van [Y BV] .
• handelen van [Y BV] of haar directie op een wijze in strijd met de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden.
Terugbetaling van het tot dan toe geleende bedrag inclusief de verschuldigde rente zal in dit geval uiterlijk binnen 30 dagen na eerste schriftelijk verzoek van [X] plaatsvinden door [Y BV] op een door [X] aan te geven bankrekening.
Bij terugbetaling zoals hierboven bedoeld wordt deze overeenkomst automatisch beëindigd. (…)”
4. De geldlening van eiseres aan [Y BV] is in gedeelten verstrekt, en is over de periode 2008 tot en met 2012 opgelopen tot een bedrag van € 327.000 in hoofdsom. Op het moment van stopzetten van de leningen was er een totale schuld opgebouwd (exclusief de rente) van € 425.500 euro. Hiervan is mede door het deels slagen van initiatieven € 98.500 afgelost en werd de totale leensom teruggebracht tot € 327.000. De verschuldigde rente over deze periode bedraagt € 54.207. [Y BV] is de rente schuldig gebleven. In de jaren 2008 tot en met 2012 heeft eiseres een bedrag van € 54.711 aan rente tot haar ondernemingswinst gerekend.
5. Eiseres heeft het geld van de lening overgemaakt vanaf haar zakelijke bankrekening. De aan de zakelijke rekening gekoppelde spaarrekening is een privérekening en is door eiseres [Hof: in] de aangiften ib/pvv in box 3 opgenomen.
6. Op 31 maart 2008 heeft een andere partij een lening aan [Y BV] verstrekt van € 50.000. Als zekerheid voor deze geldlening is een borgstelling van [persoon A] en een rente van 7,9% op jaarbasis afgesproken.
7. Eiseres heeft op 29 april 2014 een aangifte ib/pvv 2012 ingediend. In de aangifte is een belastbare winst uit onderneming opgenomen van € 11.751. In navolging van de aangifte hebben partijen over een weer met elkaar gecorrespondeerd.
8. Eiseres heeft op 22 juli 2015 een nieuwe aangifte ib/pvv 2012 ingediend. In deze aangifte is een belastbare winst uit onderneming opgenomen van € 267.126 negatief. Tot dit bedrag behoort een afwaardering van € 381.207 die betrekking heeft op de waardevermindering van de aan [Y BV] verstrekte lening inclusief schuldig gebleven rente. In navolging van de nieuwe aangifte hebben partijen wederom over een weer met elkaar gecorrespondeerd.
9. Verweerder heeft met dagtekening 23 december 2016 de aanslag ib/pvv 2012 aan eiseres opgelegd. Verweerder heeft daarin onder meer de afwaardering door eiseres van de aan [Y BV] verstrekte lening en de in jaren 2008 tot en met 2012 door eiseres als winst verantwoorde rente gecorrigeerd:
Winst uit onderneming volgens tweede jaarrekening |
€ -304.641 |
Bij: correctie buitengewone lasten |
€ 381.207 |
Af: correctie ten onrechte aangegeven rente |
€ -54.711 |
Winst uit onderneming |
€ 21.855 |
Bij: niet aftrekbare bedragen |
€ 1.089 |
Winst uit onderneming vóór ondernemersaftrek |
€ 22.944 |
Af: zelfstandigenaftrek |
€ -7.280 |
Winst uit onderneming vóór MKB-winstvrijstelling |
€ 15.644 |
Af: MKB-winstvrijstelling |
€ -1.880 |
Gecorrigeerde belastbare winst uit onderneming |
€ 13.784” |
Hierbij tekent het Hof het volgende aan. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende met betrekking tot de reikwijdte van haar ondernemingsactiviteiten, in aanvulling op hetgeen de rechtbank in overweging 1 heeft vastgesteld, het volgende onbetwist verklaard
“Mijn ondernemersactiviteiten hebben altijd meer omvat dan educatieve. Ik ben voor veel partijen buiten het onderwijs werkzaam geweest. In de gezondheidszorg, in kwesties betreffende het milieu en ook bijvoorbeeld voor de Belastingdienst. ”
Omdat partijen tegen de feitenvaststelling van de rechtbank voor het overige geen bezwaar hebben gemaakt, zal het Hof daarvan uitgaan. Hier voegt het Hof nog het volgende aan toe:
Naast de geldlening die belanghebbende aan [Y BV] heeft verstrekt op 10 juni 2008 (zie onder 3. van de uitspraak van de rechtbank; hierna: de lening), heeft belanghebbende geen andere geldleningen van een dergelijke omvang aan (startende) ondernemingen verstrekt.
De titel van de door de rechtbank in punt 3 aangehaalde overeenkomst luidt:
“Overeenkomst [X] en [Y BV] inzake Business Development Project.”
In een door belanghebbende in eerste aanleg ingebracht overzicht opgesteld door [persoon A] , zijn de volgende projecten vermeld waarbij steeds is aangegeven voor welk deel belanghebbende daar door middel van financiering aan deelnam:
[project 1] (2007)
[project 2] (2008)
[project 3] (2008)
[project 4] (2009)
[project 5] (2009)
[project 6] (2010)
[project 7] (2010)
[project 8] (2010)
[project 9] (2011)
Het proces-verbaal van de getuigenverklaring van [persoon A] is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd en wordt integraal geacht hier te zijn ingelast.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de vordering uit hoofde van de lening, zoals belanghebbende meent, tot haar ondernemingsvermogen behoort, en zo ja of ter zake van deze vordering een afwaarderingsverlies ten laste van de belastbare winst uit onderneming (box 1) kan worden gebracht.