Gerechtshof Amsterdam, 22-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4391, BKDH-21/01000
Gerechtshof Amsterdam, 22-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4391, BKDH-21/01000
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 december 2021
- Datum publicatie
- 16 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:4391
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2020:4996, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BKDH-21/01000
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navorderingsaanslag vanwege correctiebeleid vernietigd. Vergoeding van immateriële schade. Het Hof is van oordeel dat de spanning en frustratie niet is geëindigd op de datum van dagtekening van de brief van de Inspecteur waarin wordt meegedeeld dat de navorderingsaanslag is vernietigd en een vergoeding van immateriële schade en van proceskosten aan belanghebbende zal worden toegekend. De overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg bedraagt meer dan zes maanden.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BKDH-21/01000
in het geding tussen:
(gemachtigde: [A] )
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank
Noord-Holland (de Rechtbank) van 10 juli 2020, nummer HAA 19/2963.
Procesverloop
De Inspecteur heeft ten name van belanghebbende over het jaar 2015 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.480. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 20 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van het beroep is een griffierecht van € 47 geheven.
De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
-
vernietigt de navorderingsaanslag alsmede de beschikking belastingrente en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- -
-
veroordeelt verweerder in betaling van immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 500;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.047;
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht van € 131 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hogerberoepszaken belastingen van het gerechtshof Amsterdam (Stcrt. 2021, 30632) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 9 november 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 14 maart 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.690. In deze aangifte heeft belanghebbende onder meer een aftrek specifieke zorgkosten van € 790 in aanmerking genomen.
De Inspecteur heeft met dagtekening 28 mei 2016 de aanslag IB/PVV 2015 vastgesteld overeenkomstig de aangifte van belanghebbende.
De Belastingdienst heeft vanaf 2015 een onderzoek ingesteld naar het functioneren van het kantoor van de gemachtigde als belastingconsulent.
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de Inspecteur besloten door het kantoor van de gemachtigde ingediende aangiften IB/PVV nader te onderzoeken. De Inspecteur heeft bij brief van 14 maart 2017 belanghebbende onder meer verzocht de aftrekpost specifieke zorgkosten in de aangifte IB/PVV 2015 nader te onderbouwen.
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 (de navorderingsaanslag) met dagtekening 11 november 2017 de volledige aftrek voor specifieke zorgkosten gecorrigeerd.
Het daartegen ingediende bezwaar bij brief van 20 december 2017 heeft de Inspecteur met dagtekening 21 mei 2019 afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen op 25 juni 2019 beroep ingesteld bij de Rechtbank, welk beroep op 28 juni 2019 bij de Rechtbank is binnengekomen.
De Inspecteur heeft bij brief van 26 juni 2020 aan belanghebbende voorgesteld het beroep in te trekken en daarbij het volgende voorstel gedaan:
“Bij de voorbereiding van de zitting van aanstaande vrijdag 3 juli 2020 ben ik tot de conclusie gekomen dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 ten name van belanghebbende is opgelegd in strijd met het correctiebeleid. Ik heb deze navorderingsaanslag inmiddels laten vernietigen. De verminderingsbeschikking zult u of belanghebbende over enige tijd ontvangen van uit het computercentrum te Apeldoorn.
Nu dat er geen geschil meer bestaat verzoek ik u het beroepschrift in te trekken.
Proceskostenvergoeding
Omdat de navorderingsaanslag is vernietigd als gevolg van een onrechtmatigheid van de inspecteur heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding van € 1.047. Deze proceskostenvergoeding heb ik als volgt berekend:
Indienen bezwaarschrift € 261
Hoorgesprek bezwaar € 261
Indienen beroepschrift € 525
Totaal € 1.047
Gezien de vele door u gevoerde procedures in het recente verleden, neem ik aan dat u om een immateriële schadevergoeding gaat verzoeken. Op 27 december 2017 is het bezwaarschrift ontvangen, zodat er vandaag de dag sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met afgerond 6 maanden. Belanghebbende heeft dan ook recht op een immateriële schadevergoeding van € 500.
Nadat ik bericht heb ontvangen van de rechtbank dat u uw beroep heeft ingetrokken, kan en zal ik de proceskostenvergoeding, het betaalde griffierecht en de immateriële schadevergoeding laten uitbetalen.”
Belanghebbende heeft op deze brief niet gereageerd. De zitting bij de Rechtbank heeft vervolgens op 3 juli 2020 plaatsgevonden.
Bij beschikking van 14 juli 2020 is de navorderingsaanslag vernietigd.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“9. Vaststaat dat de navorderingsaanslag minder bedraagt dan € 450, alsmede dat de inkomenscorrectie minder dan € 1.000 bedraagt, en dat slechts in het jaar 2015 een correctie bij eiseres is aangebracht. Verweerder neemt thans het standpunt in dat de navorderingsaanslag in strijd met het correctiebeleid is opgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding verweerder hierin niet te volgen. De navorderingsaanslag en de daarmee samenhangende beschikking belastingrente kunnen daarom niet in stand blijven.
Immateriële schadevergoeding
Eiseres heeft verzocht om toekenning van een immateriële schadevergoeding voor de schade die zij heeft geleden en lijdt in de vorm van de spanning en frustratie als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar.
Het bezwaarschrift is ingediend op 27 december 2017, uitspraak op bezwaar is gedaan op 25 mei 2019, en verweerder heeft bij brief van 26 juni 2020 meegedeeld dat de navorderingsaanslag zal worden vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat met deze brief een einde is gekomen aan de spanning en frustratie. Dit betekent dat in deze zaak de redelijke termijn is overschreden met minder dan zes maanden, welke periode geheel is toe te rekenen aan de bezwaarfase. Gelet op hierop bedraagt de immateriële schadevergoeding in deze zaak € 500 welke geheel door verweerder vergoed dient te worden.
11. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
12. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.047 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1.
Nu verweerder vóór de zitting heeft bericht de navorderingsaanslag alsmede beschikking belastingrente te zullen vernietigen en er geen ander geschilpunt resteerde, kon de zitting redelijkerwijs niet bijdragen aan een andere uitkomst van deze zaak. Eiseres heeft dan ook geen recht op een punt voor het verschijnen van de gemachtigde ter zitting.
Eiseres is bij gemachtigde ter zitting verschenen en heeft aldaar verzocht om toepassing van wegingsfactor 1,5. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten aangetroffen in het dossier die in redelijkheid aanleiding geven tot het oordeel dat er geen sprake is van een zaak met gemiddeld gewicht en acht de zaak, gelet op de aard en omvang daarvan, niet dermate gecompliceerd dat moet worden afgeweken van de standaard gehanteerde wegingsfactor 1.
Het louter om die reden ter zitting verschijnen met een dergelijk ondeugdelijk onderbouwd standpunt brengt de rechtbank tot het oordeel dat daartoe geen punt behoort te worden toegekend.”