Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:742, 18/00555

Gerechtshof Amsterdam, 09-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:742, 18/00555

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 februari 2021
Datum publicatie
24 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:742
Zaaknummer
18/00555

Inhoudsindicatie

Douane; antidumpingrechten; inspecteur heeft voldaan aan bewijslast dat de door belanghebbende ingevoerde bevestigingsmiddelen van Chinese oorsprong zijn.

Uitspraak

kenmerk 18/00555

9 februari 2021

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 31 augustus 2018 in de zaak met het kenmerk HAA 16/1713 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank)

in het geding tussen

V.O.F. [X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: I.J. Janssens)

en

de inspecteur

en - op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade -

de Staat, de Minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag, de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 juli 2015 aan belanghebbende een

uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt ten bedrage van € 384.824,27 aan antidumpingrechten.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar,

gedagtekend 17 februari 2016, de utb gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank

heeft in haar uitspraak van 31 augustus 2018 als volgt beslist (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de utb;

- veroordeelt de Minister tot het betalen aan eiseres van een bedrag van € 1.500 aan vergoeding van immateriële schade;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002;

- en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 24 september 2018 en aangevuld bij brief van 4 oktober 2018. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 20 januari 2020 heeft het Hof partijen medegedeeld dat de behandeling van

het hoger beroep wordt aangehouden in afwachting van de beantwoording van door de Hoge Raad bij arrest van 8 februari 2019 in de zaak met kenmerk 17/00303 gestelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, en partijen in de gelegenheid gesteld hun eventuele bezwaren tegen deze beslissing kenbaar te maken. Partijen hebben geen bezwaren kenbaar gemaakt. Het Hof van Justitie heeft op 9 juli 2020 arrest gewezen (C-104/19,

ECLI:EU:C:2020:539).

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2021. Van het verhandelde

ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld.

“1. Eiseres houdt zich bezig met de im- en export en de groothandel in voornamelijk

technische artikelen.

2. [douane expediteur] heeft in de periode van 27 mei

2014 tot en met 2 september 2014 in naam en voor rekening van eiseres 10 aangiften voor

het brengen in het vrije verkeer gedaan van diverse soorten bevestigingsmiddelen, met land van oorsprong Taiwan. De bevestigingsmiddelen zijn aangegeven onder verschillende GN-codes, te weten 7318 1559, 7318 1589, 7318 15 90, 7318 21 00 en 7318 22 00.

3. Bij elke aangifte is een factuur van [A Ltd.] . (hierna: [A Ltd.]

) aan eiseres overgelegd waarin, naast de prijs, tevens het soort en de aantallen per

product staan vermeld. Voorts is per aangifte een Certificaat van Oorsprong (hierna: CvO) overgelegd van de New Taipei City Chamber of Commerce met vermelding van [A Ltd.] als exporteur en eiseres als importeur. Verder is per aangifte de bill of lading bijgevoegd waaruit blijkt wat de nummers zijn van de containers waarin de bevestigingsmiddelen van Keelung (Taiwan) naar Rotterdam zijn vervoerd.

4. Het missierapport van 9 juli 2014 van het antifraudebureau van de Europese

Commissie (hierna: OLAF) houdt in dat medewerkers van OLAF van 24 september tot

3 oktober 2013 in Taiwan onderzoek hebben verricht naar de oorsprong van

bevestigingsmiddelen die vanuit dat land naar de Europese Unie zijn uitgevoerd en waarvan het vermoeden bestond dat die de oorsprong Volksrepubliek China (hierna: China) hebben. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in samenwerking met onder meer de Customs Department of Investigation (DOI).

Het missierapport houdt, voor zover van belang, onder meer in:

“(…) 3. Results

a) Findings obtained from the DOl

Meetings with the DOI took place on 26.09.2013, 30.09.2013 and 02.10.2013.

The DOl stated that in the light of the existence of an own fastener industry, imports of

fasteners from the PR CHINA into Taiwan are not allowed.

Transshipment of such goods is allowed through free zones and bonded warehouses. The

customs procedure to be followed is as follows:

- export of domestic cargo: customs declaration G5

- import into a free zone: customs declaration F1

- export from a free zone: customs declaration F5

(...)”

5. Het missierapport van OLAF van 3 november 2014 houdt in dat medewerkers van

OLAF van 17 mei 2014 tot en met 24 mei 2014 een onderzoek hebben verricht in Taiwan

onder meer om informatie te verkrijgen over de bestemming van ongeveer 1.800 containers met bevestigingsmiddelen die van China naar Taiwan zijn geëxporteerd en vermoedelijk zijn verscheept naar de Europese Unie. Het missierapport houdt, voor zover van belang, onder meer in:

“(…)3.2.2 Information obtained from the DOI after the mission

On 16.10.2014 OLAF received letter OLAF2014037-l from the DOI providing the results from their investigation so far (Annex 4). The DOI communicated import and export data of Chinese fasteners transshipped by the eight aforementioned Taiwanese companies. The DOI established that 226 consignments of fasteners were imported from the PR China into Taiwan by applying the customs procedure F1 – import into a free zone – or L1 – import into a bonded warehouse/storage into Logistic Center. Subsequently the fasteners were re-exported to the EU by applying customs procedure D5 – export form a bonded warehouse – (...) or F5 – export from a free zone.

It is noted that in the course of these customs procedures, no processing or working on the goods took place in Taiwan.

The DOI provided an Excel database containing the import/export details. The details are to be found in the Annexes 4.1 to 4.18. Each export declaration is linked with its preceding import declaration. (...)

The 226 consignments were, according to the Taiwanese customs database, exported to the following 18 Member States: (...) Netherlands (29) (...).

The description of the good, HS code, item no, quantity and weight on the import side and the export side are identical. In addition, the time gap between import and export of the respective consignments is very short (between one and a few days). All goods were shipped from ports in the PR China by Chinese exporters.

3.2.3

Originating status

The aforementioned 226 consignments of fasteners transshipped in Taiwan originate in the PR China and consequently they are subject to antidumping duties at importing into the EU.

(...)”

6. Annex 4.13 behorende bij het missierapport van de OLAF van 3 november 2014 is

een overzicht in een excel-spreadsheet en houdt onder meer in dat in de Free Trade Zone te Taiwan (hierna: FTZ) voor verschillende zendingen bevestigingsmiddelen exportaangiften (F5) zijn gedaan voor de uitvoer naar Nederland. Als exporteur is steeds vermeld [B Ltd.] en als koper eiseres. De gegevens met betrekking tot de omschrijving van de goederen, de hoeveelheid en het gewicht stemmen één op één overeen met de gegevens zoals vermeld in de aan de uitvoeraangiften gekoppelde invoeraangiften (F1) in de FTZ van bevestigingsmiddelen. De haven van vertrek (“Departing port”) in de invoeraangiften is steeds “CNNGB”, als Taiwanese importeur is steeds vermeld [B Ltd.] . en als verkoper steeds [C Ltd.] . De in de uitvoeraangiften (F5) vermelde gegevens voor wat betreft containernummers, typeaanduiding, aantallen stuks en gewicht sluiten volledig aan op de gegevens in de onder 2 hiervoor door eiseres gedane aangiften voor het brengen in het vrije verkeer, de facturen, de bijbehorende CvO’s en bills of lading.

7. Verweerder heeft de onderhavige utb uitgereikt, omdat naar zijn oordeel de

hiervoor onder 2 genoemde bevestigingsmiddelen niet de aangegeven oorsprong Taiwan

hebben, maar van Chinese oorsprong zijn.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de utb terecht aan belanghebbende is uitgereikt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in

de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing