Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:873, 19/00284

Gerechtshof Amsterdam, 18-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:873, 19/00284

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 maart 2021
Datum publicatie
16 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:873
Zaaknummer
19/00284

Inhoudsindicatie

Internationaal belastingrecht; uitleg van het begrip 'internationaal verkeer' als genoemd in artikel 15, lid 3, van het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk

Uitspraak

kenmerk 19/00284

18 maart 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende,

gemachtigden: mr. M.W.F.G. Vervoort RB en mr. S.M.E. Sikkens RB (Team Vervoort)

tegen de uitspraak van 11 februari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/4320 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 2 mei 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), conform de aangifte berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 135.514 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 969. In afwijking van de aangifte is de aanslag opgelegd zonder toepassing van een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1), maar wel met een verrekening van € 3 aan buitenlandse bronbelasting (box 3). Op het aanslagbiljet van de aanslag is tevens een beschikking belastingrente bekend gemaakt, waarbij een bedrag van € 4.165 aan belastingrente in rekening is gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 13 september 2017 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 108.263. Daarbij is geen vermindering verleend ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van het belastbare inkomen uit werk en woning. De beschikking belastingrente is verminderd tot een bedrag van € 3.062. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 februari 2019 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 maart 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 17 augustus 2020 is een nader stuk ontvangen van belanghebbende. Dit stuk is in

afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende is in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Eiser woont in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit.

2. Eiser heeft op 18 september 2010 een arbeidsovereenkomst gesloten met [bedrijf], gevestigd te [plaats] (hierna: [bedrijf]).

3. Eiser was in 2014 gestationeerd op de luchthaven Charles de Gaulle te Parijs in Frankrijk.

4. In 2014 heeft eiser 105 dagen gewerkt, waarvan 72 dagen buiten Frankrijk. De overige 33 dagen bestonden uit:

-

6 dagen waarop eiser slechts tussen luchthavens in Frankrijk vloog;

-

17 dagen waarop eiser stand-by was op de luchthaven Charles de Gaulle;

-

6 dagen waarop eiser een training had nabij de luchthaven Charles de Gaulle;

-

4 dagen waarop eiser in Frankrijk verbleef vanwege een focusgroep.

5. Eiser heeft op 5 april 2016 een aangifte ib/pvv voor het jaar 2014 ingediend. Hierin heeft hij verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het inkomen dat hij genoten heeft voor de werkzaamheden in Frankijk.

6. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 17 februari 2017 een verzoek om informatie aan eiser gestuurd. De gemachtigde van eiser heeft hier bij brief van 24 maart 2017 schriftelijk op gereageerd.

7. Verweerder heeft eiser bij brief met dagtekening 29 maart 2017 een voornemen tot afwijken van de aangifte gestuurd. Vervolgens heeft verweerder met dagtekening 2 mei 2017 de definitieve aanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd. Het verzamelinkomen is overeenkomstig de aangifte vastgesteld op € 136.483. Verweerder heeft geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend [Hof: behoudens een aftrek van € 3 voor buitenlandse bronbelasting].

8. Eiser heeft bij brief, door verweerder ontvangen op 12 juni 2017, bezwaar tegen de aanslag gemaakt.

9. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 13 juli 2017 een voornemen tot afwijzing van het bezwaarschrift aan eiser gestuurd. Voorts heeft verweerder met dagtekening 13 september 2017 uitspraak op bezwaar gedaan waarin gedeeltelijk aan het bezwaar van eiser tegemoet wordt gekomen. Verweerder heeft geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe:

2.2.

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof onder meer het volgende verklaard:

“Met betrekking tot de zes werkdagen die zien op binnenlandse vluchten vraagt u mij of het gaat om vluchten waarbij in het binnenland een tussenstop wordt gemaakt (om bijvoorbeeld passagiers op te halen) en vervolgens over de grens naar een ander land wordt gevlogen. Dit beantwoord ik ontkennend. Het ging om binnenlandse vluchten waarbij van punt A naar punt B in Frankrijk werd gevlogen. Wel heb ik vluchten gehad waarbij ik van punt A naar B moest vliegen, van punt B naar C en vervolgens weer terug, maar dat waren allemaal aparte vluchten. Per vlucht moesten de passagiers in het bezit zijn van aparte boarding passes, ze moesten voor elke vlucht opnieuw inchecken en ze moesten bij elke stop ook van boord.

Ik ben aangesteld als captain voor [bedrijf] op nader te bepalen vluchten; in mijn arbeidsovereenkomst staat niet vermeld dat ik aangesteld ben voor een specifieke categorie vluchten (nationaal of internationaal). Ik krijg elke 17e van de maand een rooster van [bedrijf] waaruit blijkt hoeveel nationale en internationale vluchten ik de volgende maand moet vliegen, maar het rooster staat niet altijd definitief vast. U vraagt mij of de voor de binnenlandse vluchten gebruikte vliegtuigen dezelfde typen vliegtuigen zijn die zijn gebruikt voor de internationale vluchten. Dit beantwoord ik bevestigend.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in geschil of belanghebbende recht heeft op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (hierna: aftrek tvvdb) ten aanzien van het loon ontvangen voor de 33 dagen aan werkzaamheden op het Franse grondgebied (zie ook onderdeel 4 van de uitspraak van de rechtbank). Niet in geschil is dat op de andere – in totaal 72 – gewerkte dagen sprake is van een door belanghebbende uitgeoefende dienstbetrekking aan boord van een luchtvaartuig in internationaal verkeer als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen van 16 maart 1973, Trb. 1973, 83 (hierna: het Verdrag).

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing