Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:893, 20/00116
Gerechtshof Amsterdam, 16-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:893, 20/00116
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 februari 2021
- Datum publicatie
- 7 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:893
- Zaaknummer
- 20/00116
Inhoudsindicatie
Vergoeding kosten gemaakt in de bezwaarfase. Het Hof oordeelt dat belanghebbende ook recht heeft op een kostenvergoeding in de bezwaarfase, nu blijkt dat de WOZ-waarde onjuist is vastgesteld door de heffingsambtenaar.
Uitspraak
Kenmerk 20/00116
Tweede meervoudige belastingkamer
van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
(gemachtigde G. Gieben)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 19/1693 van de rechtbank Amsterdam, (hierna: de rechtbank), van 31 december 2019 in het geding tussen
belanghebbende
en
inzake de uitspraak op bezwaar betreffende een aan beschikking genomen op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna WOZ).
Partijen hebben het Hof toestemming gegeven tot het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Hierop heeft het Hof het onderzoek gesloten en mondeling uitspraak gedaan.
Het Hof:
- -
-
vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft;
- -
-
bevestigt de uitspraak voor het overige;
- -
-
veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende ten bedrage van € 530 voor de bezwaarfase, € 1.024 voor de beroepsfase, en € 267 voor het hoger beroep. In totaal derhalve € 1.821.
- -
-
gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 128.
Gronden
1. De WOZ-waarde van de onroerende zaak bekend als [adres] te [plaats] is door de rechtbank verminderd. Hiermee is inhoudelijk tegemoet gekomen aan belanghebbende en moet er in rechte van worden uitgegaan dat de aanvankelijk vastgestelde WOZ-waarde te hoog is vastgesteld.
2. Op de heffingsambtenaar rust de plicht de WOZ-waarde vast te stellen. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat er van moet worden uitgegaan dat hij de voor de waardebepaling relevante feiten en omstandigheden zoals die zich ten tijde van het vaststellen van de beschikking voordeden, onjuist heeft gewaardeerd. Gesteld noch gebleken is dat die onjuiste waardering veroorzaakt is door van de zijde van belanghebbende verstrekte onjuiste informatie. Dat maakt dat de aanvankelijk vastgestelde WOZ-beschikking onrechtmatig is en dat die onrechtmatigheid aan de heffingsambtenaar is te wijten.
3. Belanghebbende heeft, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, ook voor de bezwaarfase recht op vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna; het Besluit).
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift en het verschijnen ter hoorzitting als bedoeld in artikel 7:2 Awb worden 2 punten toegekend. De toe te kennen kostenvergoeding voor de bezwaarfase bedraagt 2 x 1 (gewicht van de zaak) x € 265 = € 530.
5. Voor de proceskosten in beroepsfase neemt het Hof het oordeel van de rechtbank over.
6. Voor het indienen van het hoger beroepschrift wordt op grond van de bijlage bij het Besluit 1 punt toegekend. Nu het hoger beroep uitsluitend de kostenvergoeding betreft kent het Hof aan de hogerberoepsfase een wegingsfactor van 0,5 toe. De toe te kennen kostenvergoeding voor de fase van het hoger beroep bedraagt 1 x 0,5 (gewicht van de zaak) x € 534 = € 267.
7. Belanghebbende heeft voorts recht op vergoeding van het voor het in hoger beroep betaalde griffierecht (artikel 8:114 Awb).
9. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. Er dient te worden beslist als hiervoor (onder “Beslissing”) is weergegeven.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 16 februari 2021 door mrs. F.J.P.M. Haas, voorzitter, C.J. Hummel en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.