Gerechtshof Amsterdam, 16-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:971, 20/00023
Gerechtshof Amsterdam, 16-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:971, 20/00023
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 16 maart 2021
- Datum publicatie
- 14 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:971
- Zaaknummer
- 20/00023
Inhoudsindicatie
dividendbelasting; verzuimboete; beroep op afwezigheid van alle schuld; Hof is van oordeel dat belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van haar te vergen zorg heeft betracht.
Uitspraak
kenmerk 20/00023
16 maart 2021
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 26 november 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1017 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X B.V.] , gevestigd te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: [gemachtigde]
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 7 juni 2018 een naheffingsaanslag dividendbelasting 2017 opgelegd ten bedrage van € 100.000. Gelijktijdig is bij beschikking een verzuimboete van € 5.278 opgelegd.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 januari 2019 de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 26 november 2019 als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boetebeschikking betreft;
- vernietigt de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besteden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.536;
- gelast dat verweerder aan eiseres vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 345.”
De inspecteur heeft op 9 januari 2020 hoger beroep bij het Hof ingesteld, aangevuld bij brief van 4 februari 2020. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2021. Van het verhandelde der zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiseres heeft op 22 augustus 2017 een bedrag van € 1.000.000 dividend over het jaar 2016 ter beschikking gesteld aan haar enig aandeelhouder [aandeelhouder], die is gevestigd in de Russische Federatie. Hierover is 5% dividendbelasting, zijnde € 50.000 ingehouden en op 20 september 2017 afgedragen. De aangifte is door verweerder op 29 augustus 2017 ontvangen. Bij de aangifte heeft eiseres aangegeven dat het lagere verdragspercentage van 5% is toegepast.
2. Verweerder heeft op 9 maart 2018 verzocht om de bij de aangifte ontbrekende vergunning dat het lagere verdragspercentage dividendbelasting mag worden ingehouden en afgedragen.
3. Bij e-mail van 19 maart 2018 bericht de adviseur van eiseres dat de Russische autoriteiten geen IB-92 formulier afgeven maar een woonplaatsverklaring, welke is bijgevoegd.
4. Verweerder heeft op 20 maart 2018 nogmaals verzocht om een IB-92 formulier of een vergunning.
5. Wegens het ontbreken van de vereiste documenten heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd.
7. Verweerder heeft op 4 september 2018 een verzoek ontvangen om een vergunning voor het toepassen van het verlaagde dividendbelastingtarief van 5%.
8. Verweerder heeft op 5 oktober 2018 de gevraagde vergunning verleend.
9. Op 19 oktober 2018 is een teruggaaf dividendbelasting van € 100.000 verleend.”
Nu voormelde door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling neemt het Hof nog het volgende op.
Het aangiftebiljet dividendbelasting (zie onder 1 van de rechtbankuitspraak) is ondertekend door belanghebbendes gemachtigde [gemachtigde].
3 3. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil is of aan belanghebbende terecht en naar het juiste bedrag een verzuimboete is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende zich succesvol kan beroepen op afwezigheid van alle schuld.