Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:100, 20/00202 tot en met 20/00207
Gerechtshof Amsterdam, 11-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:100, 20/00202 tot en met 20/00207
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 11 januari 2022
- Datum publicatie
- 16 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:100
- Zaaknummer
- 20/00202 tot en met 20/00207
Inhoudsindicatie
Douanerecht; formulier A (form A); preferentieel tarief; terugbetaling rechten op grond van 'bijzondere omstandigheden'.
Uitspraak
kenmerken 20/00202 tot en met 20/00207
11 januari 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X1] , gevestigd te [Z1] , belanghebbende 1 (20/00202),
[X2] , gevestigd te [Z2] , belanghebbende 2 (20/00203),
[X3] , gevestigd te [Z3] , belanghebbende 3 (20/00204),
[X4] , gevestigd te [Z4] , belanghebbende 4 (20/00205),
[X5] , gevestigd te [Z5] , belanghebbende 5 (20/00206),
[X6] , gevestigd te [Z6] , belanghebbende 6 (20/00207),
hierna tezamen aangeduid als belanghebbenden,
(gemachtigden: mr. ing. B.J.B. Boersma RB en mr. ing. D.J.M. Beurskens-Weijers)
tegen de uitspraak in de zaken met de kenmerken HAA 17/1307, HAA 17/1308, HAA 17/1312 tot en met HAA 17/1314 en HAA 17/1316 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbenden
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
20/00202 (HAA 17/1307)
De inspecteur heeft met dagtekening 30 september 2016 aan belanghebbende 1 een
uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag van € 18.066,72 aan douanerechten en € 149,55 aan rente op achterstallen.
20/00203 (HAA 17/1308)
De inspecteur heeft met dagtekening 26 september 2016 aan belanghebbende 2 een
utb uitgereikt voor een bedrag van € 30.092,40 aan douanerechten en € 244,19 aan rente op achterstallen.
20/00204 (HAA 17/1312)
De inspecteur heeft met dagtekening 13 juli 2016 aan belanghebbende 3 een
utb uitgereikt voor een bedrag van € 75.438,36 aan douanerechten.
20/00205 (HAA 17/1313)
De inspecteur heeft met dagtekening 21 juli 2016 aan belanghebbende 4 een
utb uitgereikt voor een bedrag van € 95.219,40 aan douanerechten.
20/00206 (HAA 17/1314)
De inspecteur heeft met dagtekening 20 juli 2016 aan belanghebbende 5 een
utb uitgereikt voor een bedrag van € 150.133,44 aan douanerechten.
20/00207 (HAA 17/1316)
De inspecteur heeft met dagtekening 20 juli 2016 aan belanghebbende 6 een
utb uitgereikt voor een bedrag van € 26.413,68 aan douanerechten.
Alle zaken
De inspecteur heeft de daartegen gemaakte bezwaren bij uitspraken op bezwaar afgewezen en de uitnodigingen tot betaling gehandhaafd.
Belanghebbenden hebben daartegen beroepen ingesteld.
De inspecteur heeft bij de inbreng van stukken in de beroepsfase een beroep gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft op deze verzoeken beslist op 12 augustus 2019 en geoordeeld dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 10 februari 2020 als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank zijn belanghebbenden en de inspecteur aangeduid als ‘eiseres(sen)’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseressen van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade, vastgesteld per eiseres op een bedrag van € 1.500;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 112,50 per eiseres;
- draagt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht aan eiseressen te vergoeden, voor een bedrag van € 333 per eiseres.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbenden ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 19 maart 2020 en is aangevuld bij brief van 11 december 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 26 oktober 2021 heeft de gemachtigde van belanghebbenden verzocht de procesgemachtigde van de inspecteur te weigeren. Het Hof heeft dit verzoek bij brief van dezelfde dag afgewezen, omdat van ernstige bezwaren tegen bedoelde procesgemachtigde niet is gebleken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbenden zijn aangeduid als ‘eiseressen’ en de inspecteur als ‘verweerder’:
“1.1. Op 18 september 2013 heeft [vertegenwoordiger 1] als direct vertegenwoordiger van eiseres 1 aangifte voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen van het geslacht Penaeus (hierna: garnalen). De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangifte is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 1] (hierna: [exporteur 1] ).
Op 11 november 2013 en op 16 december 2013 heeft [vertegenwoordiger 2] . als direct vertegenwoordiger van eiseres 2 twee aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 2] (hierna: [exporteur 2] ) dan wel [exporteur 3] (hierna: [exporteur 3] ).
In de periode 25 juni 2013 tot en met 15 november 2013 heeft [vertegenwoordiger 3] als direct vertegenwoordiger van eiseres 3 vijf aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 4] (hierna: [exporteur 4] ).
In de periode van 15 juli 2013 tot en met 25 oktober 2013 heeft [vertegenwoordiger 2] als direct vertegenwoordiger van eiseres 4 zeven aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 4] , [exporteur 5] (hierna: [exporteur 5] ) dan wel [exporteur 6] (hierna: [exporteur 6] ).
In de periode van 26 juni 2013 tot en met 19 november 2013 heeft [vertegenwoordiger 2] als direct vertegenwoordiger van eiseres 5 tien aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 4] , [exporteur 2] , [exporteur 1] , [exporteur 5] dan wel [exporteur 6] .
In de periode van 4 september 2013 tot 24 januari 2014 heeft [vertegenwoordiger 3] als direct vertegenwoordiger van eiseres 6 zeven aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van bevroren garnalen. De garnalen zijn aangegeven onder Taric-code 0306 17 92 90 en met de vermelding van de oorsprong Bangladesh. Bij het doen van de aangiften is verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel voor goederen van oorsprong Bangladesh. Als exporteur is vermeld [exporteur 7] (hierna: [exporteur 7] ) en [exporteur 1] .
2. Bij de aangiften is telkens een formulier A (hierna: Form A) overgelegd. Op de Forms A is een voorgedrukt referentienummer en een handgeschreven nummer vermeld.
3. Tot de stukken van het geding behoren voorts achteraf afgegeven Forms A van het Export Promotion Bureau te Khulna, Bangladesh (hierna: EPB) met dezelfde handgeschreven nummers doch andere voorgedrukte referentienummers als op de onder 2 genoemde Forms A zijn vermeld.
4. In de periode van 24 november 2015 tot 2 december 2015 heeft het antifraudebureau van de Europese Commissie (hierna: OLAF) in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van Bangladesh, het EPB, in Bangladesh een onderzoek ingesteld naar de certificaten van oorsprong, Forms A, die zijn afgegeven voor garnalen. In het missierapport van 14 april 2016 van OLAF is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…)
1. Purpose of the mission
In March 2015, the French customs authorities alerted OLAF of the presentation at import in France of falsified/tampered Form-A certificates of origin issued under the Generalised System of Preferences (GSP) corresponding to shrimps originating in Bangladesh. This had been discovered as results of requests for verification send by the French regional office “Direction Régionale des Douanes du Havre” to the Export Promotion Bureau (EPB), authority responsible for issuing Form-A certificates in Bangladesh, under the GSP provisions.
(…)
2 Mission activities
Initial meeting
(…)
B) In the EPE branch office in Khulna, a handwritten register is maintained with all the export of shrimps of HS code 0306 17. The register is classified by country of destination. The register includes the GSP reference number in sequential order, the date of issue, the Bangladeshi exporter, the EU consignee, the vessel, the net quantity, the amount invoiced in USD and the imprinted Form-A serial number.
(…)
C) In the EPE branch office in Chittagong, also a handwritten register is maintained
containing the same information. The difference is that it is not exclusive for shrimps but all goods except textiles.
(…)
D) From the comparison between the import data sets in the EU and the data contained in the EPB registers it was established that there are two types of fraud mechanism concerning the falsification of Form-A certificates:
1) No initial Form-A certificate is issued by EPB
There is no record in the import data set in the EU (based both in the GSP reference
number and the imprinted Form-A serial number) that matches records of the EPB
register.
2) An initial Form-A certificate is issued by EPB but the Form-A certificate presented for the release of the goods in the FU is falsified
The falsified certificates contain a different Form-A imprinted serial number but the GSP reference numbers are the same. The other differences between the two Form-A certificates are on the quantity exported or the quality specifications of the products concerned. It is consequently possible to match the GSP reference number available in the EU with a record in the EPB register and verify that the Form-A imprinted serial number is different.
E) The explanation that EFFEA and its members provided for the falsification of the Form
A certificates can be summarised in the following manner:
The exporters agree a contract with an EU buyer and initiate the procedures for getting health (veterinary) certificates issued. At reception by the exporter of the letter of credit from the EU buyer’s bank agency, there could be changes concerning the description and quantity of goods. The bank only pays the invoice in case there is a complete identity between the content of the documents made available by the EU buyer and the content of the documents issued in Bangladesh. Consequently, a new health certificate should be obtained in case of differences.
It was explained that, in 2012 and 2013, the procedure for taking samples for antibiotic testing took around 7-8 days and the results were only available after 25-30 days, due to capacity reasons. The European buyers used to give them a delay of delivery of 15-20 for the shipment of the goods. They were obliged to anticipate the initiation of the procedures for getting the health certificate issued on the basis of the information available in the client’s order.
If later there would be subsequent changes they would not be in time to get new health certificates reissued. Consequently, the health certificates were issued according to the quantities and the qualities initially commanded. The Form-A certificates issued by EPB were based on the specifications contained in those health certificates.
The health certificates and the Form-A certificates presented to the agent of the bank of the EU buyer and, consequently, presented to customs authorities for the release of the goods in the EU, were falsified to meet the changes in the command by the EU buyer.
The content of both Form-A certificates was identical, including signatures and stamps, except for the changing quantities or description of the product and the different Form-A imprinted serial number.
(…)”
5. Op 2 december 2015 is een Joint Agreed Report opgemaakt met daarin de resultaten van de missie van OLAF en het EPB. In het Joint Agreed Report is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…)
2. Background
(…)
OLAF examined the quantity of shrimps imported and the potential applicability of the forgeries to other EU Member States and, as a result, an investigation was opened (reference OF/2015/0412).
From EU databases, OLAF has recorded between 01/01/2013 and 02/11/2015, 6.300 consignments of shrimps (HS codes 0306 17, 1605 21 and 1605 29) for a net approximate quantity of 100.000 tonnes imported in the EU. It has been detected that the tampered certificates contained the same Form A reference number than the original. The Form A serial number imprinted in the form is however necessarily different.
(…)
List of certificates re-issued by EPB
The EPB informed the OLAF team of the reissuing of 66 Form A certificates which had been discovered as tampered in the context of French post verification requests. The reasoning for reissuing the certificates was that it could be accredited that the goods concerned were originating from Bangladesh. In 50 of the cases, there was an authentic certificate Form A covering the consignment previously but was not used for the release of the goods in the EU. In other 16 cases, there was no Form A certificate originally issued by EPB. It has been verified that most of the exports concerned date back to 2012 and 2013. However, the new Form A certificates were issued in 2015.
(…)
Considerations about the origin of the shrimps
The scope of the investigation focused on the authenticity of the GSP certificates than the preferential origin of the goods. Container tracking activities allowed concluding that most of the containers are loaded in the Port of Mogla ( [bedrijfsnaam] ) and then transhipped in Singapore for destination to the EU. It has also been verified that the exporters are processing plants approved for export to the EU.
(…)
Tampering of the GSP Form A certificates
The exporters claimed the following reasoning for the tampering of the certificates:
The exporters agreed a contract with an EU buyer and initiated the procedures for getting heath certificates issued. The veterinary certificate and the pro-forma invoice were the basis for obtaining the Form A certificate by EPB. At reception by the exporter of the letter of credit from the agency of the bank of the EU buyer, there could be slight changes concerning the description and quantity of goods. This would mean issuing a new health certificate, which could take very long (according to the statements of [exporteur 3] Ud., [exporteur 4] Ctd. and [exporteur 5] . 25 to 30 days were needed at the time for getting the samples laboratory testing due to lack of capacity).
Subsequently, a new Form A should be requested.
Under pressure to deliver the consignments timely to the EU buyers to avoid their orders being cancelled (according to the statement of [exporteur 4] a period of 15 to 20 days is provided by the buyers for the shipment), some exporters may have obtained tampered health and Form-A certificates which align with the exact description/quantity indicated in the letter of credit and invoice, which reflects that the shrimps exported to the EU were of Bangladesh origin.
(…)